This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
H6.4 Werken voor de overheid
Ik heb klaar liggen:
mijn boek
pen
papier
rekenmachine
Slide 1 - Slide
Aan het einde van de les:
Kan je het verschil tussen de collectieve en particuliere sector uitleggen.
Kan je voorbeelden noemen, van wat de overheid doet.
Ken je de begrippen: subsidie en infrastructuur en kan je daar voorbeelden van noemen.
Kan je een percentage van iets uitrekenen.
Slide 2 - Slide
Bladzijde 52 in je werkboek
Slide 3 - Slide
Waar denk je aan bij de overheid?
Slide 4 - Mind map
De overheid
De overheid bestaat uit:
De rijksoverheid
De provincie
De gemeente
Slide 5 - Slide
Provincie
Regelt zaken als het openbaar vervoer in de provincie en de drinkwatervoorziening en alle zaken die in de provincie geregeld dienen te worden, zoals ruimtelijke ordening en infrastructuur.
Slide 6 - Slide
Gemeente
De gemeente regelt alles in je woonplaats.
Kun je een paspoort, rijbewijs, ID-kaart halen.
De gemeente wordt bestuurd door een burgemeesters en wethouders.
Slide 7 - Slide
Ambtenaren
Zijn mensen die voor de overheid werken.
Voorbeelden hiervan zijn: docenten, politieagenten, brandweermensen etc.
Slide 8 - Slide
Taken van de overheid
Orde en veiligheid
Wetgeving controleren via rechtspraak
Preventie van misdrijven
Handhaven leerplicht en zorgen voor onderwijs
Sociale zekerheid
inkomensverdeling
Zorgen voor het beschermen van het milieu
Slide 9 - Slide
Subsidies
Subsidie = financiële bijdrage van de overheid om mensen en bedrijven te stimuleren
Sporten
Museumbezoek
Milieuvriendelijker produceren
...
Slide 10 - Slide
Infrastructuur
Alle voorzieningen die nodig zijn voor vervoer en communicatie, zoals wegen, vliegvelden, havens, internet en het elektriciteitsnetwerk.
Slide 11 - Slide
Voorbeelden infrastructuur
Slide 12 - Slide
Collectieve sector =
overheid en sociale zekerheidinstellingen
geen winstdoel
Particuliere sector =
bedrijven en burgers
Wel een winstdoel
Collectieve en particuliere sector
Slide 13 - Slide
Voorbeelden: particuliere sector
Slide 14 - Slide
Sleep de goederen en/of diensten naar de juiste sector
collectieve sector
particuliere sector
Slide 15 - Drag question
De overheid bestaat uit 3 instanties. Noem ze alle 3
Slide 16 - Open question
Wie werkt voor de overheid?
A
wethouder
B
advocaat
C
verkoper
D
loodgieter
Slide 17 - Quiz
Ambtenaren zijn....
A
de overheid
B
personen die werken voor de overheid
C
de personen waarvoor de overheid werkt
D
kun je dat eten?
Slide 18 - Quiz
Wat is een kenmerk van collectieve voorzieningen?
A
Ze willen graag veel winst maken.
B
Geen winstdoel
Slide 19 - Quiz
Voor wie zijn de collectieve goederen bestemd?
A
alle burgers
B
ambtenaren
C
rijksoverheid
D
Rijk, Provincie, Gemeente
Slide 20 - Quiz
Voorbeeld
Je kunt ook zeggen
Formule: (wat : waarvan) x 100
of
(deel : geheel) x 100
Dat komt op precies hetzelfde neer.
Aan jou de voorkeur, wat vind jij makkelijker te onthouden?
Slide 21 - Slide
Aan het einde van de les:
Kan je het verschil tussen de collectieve en particuliere sector uitleggen.
Kan je voorbeelden noemen, van wat de overheid doet.
Ken je de begrippen: subsidie en infrastructuur en kan je daar voorbeelden van noemen.
Kan je een percentage van iets uitrekenen
Zo niet? Bekijk de les dan nog eens goed en lees de leerstekst in je werkboek
Slide 22 - Slide
Lezen: klassikaal leestekst H6.4 (blz. 53)
Maken: Klassikaal opdracht 1 t/m 5 (blz. 52 en 53)