Herhalen paragraaf 2.1 en 2.2

Paragraaf 2.1 en 2.2
Atoombouw
protonen, neutronen en elektronen
massagetal
atoommodel van Bohr
ionen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 2.1 en 2.2
Atoombouw
protonen, neutronen en elektronen
massagetal
atoommodel van Bohr
ionen

Slide 1 - Slide

protonen + neutronen = massagetal
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Protonen zijn bouwsteentjes van een atoom. Waar zitten ze? En wat is de lading van een proton?
A
In de kern, negatieve lading
B
in de kern, positieve lading
C
in de wolk, negatieve lading
D
in de kern, geen lading

Slide 3 - Quiz

Hoeveel neutronen heeft Li?
A
3
B
5
C
8
D
11

Slide 4 - Quiz

Hoeveel protonen heeft Boor (B)
A
5
B
11
C
6
D
13

Slide 5 - Quiz

Hoeveel neutronen heeft dit kwikatoom?
A
80 neutronen
B
200 neutronen
C
40 neutronen
D
Weet ik niet

Slide 6 - Quiz

Hoeveel protonen heeft magnesium?
A
12
B
24,3
C
12,3
D
36,3

Slide 7 - Quiz

Hoeveel elektronen heeft een atoom van met 30 protonen
A
44
B
8
C
11
D
30

Slide 8 - Quiz

K-schil
L-schil
M-schil
Hoeveel elektronen heeft een chloor-atoom in elke schil?
8 elektronen
2 elektronen
7 elektronen

Slide 9 - Drag question

Welk plaatje laat het atoommodel van Bohr zien?
A
B
C
D

Slide 10 - Quiz

Welk model is het atoommodel van Bohr? En waarom?
A
Links, de elektronen draaien ieder in een eigen baan
B
Links, de elektronen zijn als een krentenbol verdeeld
C
Rechts, de kern is positief.
D
Rechts, de elektronen kunnen een baan delen

Slide 11 - Quiz

Wat is een isotoop?
A
De gemiddelde atoommassa
B
Atomen van dezelfde soort met een verschillend aantal neutronen in de kern
C
Verschillende atomen die veel op elkaar lijken
D
Atomen van dezelfde soort met een verschillend aantal protonen in de kern

Slide 12 - Quiz

Jodium heeft een isotoop dat 127 deeltjes in de kern heeft.
Dit isotoop bevat 53 protonen en 74 neutronen.

Hoeveel elektronen bevat dit isotoop van jodium?
A
21
B
53
C
74
D
127

Slide 13 - Quiz

ion of geen ion ?
A
ion
B
geen ion

Slide 14 - Quiz

Welk atoom zal een positief ion vormen en welk ion een negatief ion?
A
metaal =>negatief ion niet-metaal => positief ion
B
metaal => positief ion niet-metaal => negatief ion
C
Ze kunnen allebei positieve en negatieve ionen vormen
D
Dat kan je niet zeggen

Slide 15 - Quiz

Wat is een ion?

(20s)
A
Geladen molecuul
B
Verbinding van metaal met een niet metaal
C
Element met gelijk aantal protonen en elektronen
D
Geladen atoom of groepje atomen

Slide 16 - Quiz

Als een Al-atoom een
ion wordt, dan is de
lading van het Al-ion:
A
2+
B
3+
C
3-
D
5-

Slide 17 - Quiz