Week 42 Nederlands 3 havo

Nederlands 3 havo week 42
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Nederlands 3 havo week 42

Slide 1 - Slide

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => bij start van de les in je tas. Een mobiele telefoon is alleen toegestaan als de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 2 - Slide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 3 - Slide

Leerdoelen week 41
  • Je oefent met hoofdletters en leestekens.
  • Je leert om de juiste spellingsregels toe te passen.
  • Samenstellingen en tussenletters.
  • Aan elkaar of los.
  • Meervouden.
  • Bijvoeglijke naamwoorden.
  • Verkleinwoorden.

Slide 4 - Slide

Weektaak 41 - spelling
Lees de uitleg op bladzijde 28. Samenstellingen en tussenletters.
Maak opdracht 1 op bladzijde 29.
Lees de uitleg op bladzijde 30. Aan elkaar of los.
Maak opdracht 1, 2 en 4 op  bladzijde 31
Lees de uitleg op bladzijde 33. Meervouden.
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 35

Slide 5 - Slide

Weektaak 41
Spelling
Lees de uitleg op bladzijde 36. Bijvoeglijke naamwoorden.
Maak opdracht 1  op bladzijde 37.

Lees de uitleg op bladzijde 38. Verkleinwoorden.
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 38

Slide 6 - Slide

PTD rapportperiode 1

Slide 7 - Slide

PTD rapportperiode 1

Slide 8 - Slide





19 oktober spelling
16 november fictie

Slide 9 - Slide

Week 42  17 oktober t/m
24 oktober 2022

  • Boekenlijst: zie mail
  • Nu: focus op spelling.
  • SO woensdag: let op 2/3 van het so moet voldoende zijn!!!
  • nifyu - LessonUp
  • Alle communicatie via magister.
  • Bladzijde 26 en 27 hoeven niet - spelling
  • Woensdag so spelling
  • Donderdag: bespreken leesvaardigheid.

Slide 10 - Slide

Herhaling vorige week
Leesvaardigheid is afgerond. Tot aan de herfstvakantie focus op spelling.

Slide 11 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 12 - Slide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • je keert om de juiste spellingsregels toe te passen.

Slide 13 - Slide

Nakijken huiswerk
Week 41

Slide 14 - Slide

Weektaak 41 - spelling
Lees de uitleg op bladzijde 28. Samenstellingen en tussenletters.
Maak opdracht 1 op bladzijde 29.
Lees de uitleg op bladzijde 30. Aan elkaar of los.
Maak opdracht 1, 2 en 4 op  bladzijde 31
Lees de uitleg op bladzijde 33. Meervouden.
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 35

Slide 15 - Slide

Weektaak 41
Spelling
Lees de uitleg op bladzijde 36. Bijvoeglijke naamwoorden.
Maak opdracht 1  op bladzijde 37.

Lees de uitleg op bladzijde 38. Verkleinwoorden.
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 38

Slide 16 - Slide

Spelling opdracht 1 blz 29
1 spinnenweb
2 geboorteplanning
3 langeafstandsloper
4 secondewerk
5 koeienmarkt
6 aanvangssalaris
7 fietsenmaker
8 knarsetanden
9 tweedekansonderwijs
10 smartengeld

11 blessureleed
12 dorpsschool
13 parterretrap
14 wiegenlied
15 reuzeaardig
16 huizenhoog
17 paardenvijg
18 beresterk
19 mijlenver
20 blindedarm 


















Slide 17 - Slide

Spelling opdracht 1 blz 29

21 armelui

22 brandewijn
23 gedaanteverwisseling
24 klassenavond
25 leeuwendeel
26 maneschijn
27 spinnewiel
28 staatssecretaris
29 machtsstrijd
30 bioscoopstoel 








Slide 18 - Slide

Spelling opdracht 1 bladzijde 31
1 fietssleutel, afgebroken, mountainbike, lantarenpaal, vastzit

2 kleindochter, grootvader, eronderdoor
3 hogesnelheidstrein, hoofdstad
4 aardbeving, dertienduizend
5 motorkap, woestijnkat, eraf
6 regenjas, geitenwollen, lichtblauwe, coltrui
7 oudejaarsavond, driehonderd, voetzoekers, afgestoken 





Slide 19 - Slide

Spelling opdracht 2 bladzijde 31
1 vooruitzien

2 langeafstandsloper
3 alcoholhoudende dranken
4 ervan uitgaan
5 spoedeisende hulp
6 teraardebestelling
7 ter aarde bestellen
8 adembenemende voorstellingen
9 eroverheen klimmen                                       10 minimumjeugdloon
10 minimumjeugdloon 








Slide 20 - Slide

Spelling opdracht 4 bladzijde 31
1 eropuit trekken

2 theedrinken
3 vierentwintig miljoen
4 roestvrijstalen pannen
5 in bezit nemen
6 inbezitneming
7 zich ervan afmaken
8 een veelgevraagd artiest
9 eronderdoor kruipen
10 enkelereisafstand 








Slide 21 - Slide

Spelling opdracht 1 bladzijde 35
1 bases

2 stommeriken
3 medici
4 groentes, groenten
5 radio’s
6 feeën
7 bacteriën
8 hyena’s
9crematoria, crematoriums
10 epidemieën 








Slide 22 - Slide

Spelling opdracht 1 bladzijde 35
11 prostituees
12 tantes
13 logés
14 buggy’s
15 plumeaus
16 cowboys
17 alpaca’s
18 kubussen
19 lieslaarzen
20 canapés

21 tandraderen

22 fotografen
23 poriën
24 beauty’s 


Slide 23 - Slide

Spelling opdracht 2 bladzijde 35
1 agenda’s

2 bobsleeën
3 cactussen
4 dagtarieven
5 doses
6 haviken
7 kangoeroes
8 manco’s
9 medici
10 musea, museums 








Slide 24 - Slide

Spelling opdracht 2 bladzijde 35
11 pauzes

12 pony’s
13 protestliederen
14 provincies
15 vruchtensauzen
16 alinea’s
17 evangeliën
18 gameboys
19 karaffen
20 melodieën 








Slide 25 - Slide

Spelling opdracht 2 bladzijde 35
21 subsidies

22 ideeën
23 jury’s
24 koperdieven
 



Slide 26 - Slide

Opdracht 1 p. 37
1 aangerichte

2 genezen
3 gouden
4 jong
5 getrooste
6 stalen
7 ingewijde
8 wassen 






Slide 27 - Slide

Opdracht 1 p. 37
9 aardige

10 groot
11 overschreden
12 vergrote
13 messing
14 prachtig
15 prachtige 





Slide 28 - Slide

Opdracht 1 p. 38
1 glimwormpje

2 skietje
3 baby’tje
4 cafeetje
5 weggetje, wegje
6 abc’tje
7 vlammetje
8 leuninkje 






Slide 29 - Slide

Opdracht 1 p. 38
9 parapluutje

10 stelletje
11 A4’tje
12 jongetje
13 dicteetje
14 bh’tje
15 glaasje 





Slide 30 - Slide

Opdracht 2 p. 38
1 spelletje

2 cakeje
3 blaadje
4 taxietje
5 radiootje
6 reçuutje
7 schepje
8 chocolaatje 






Slide 31 - Slide

Opdracht 2 p. 38
9 dinertje

10 kringetje
11 gsm’etje
12 raampje
13 fluitje
14 tv’tje
15 koninkje  





Slide 32 - Slide

OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!
 

Slide 33 - Slide

Woorden van de week

Maak 5 zinnen, waaruit blijkt dat je weet wat het woord betekent.

Slide 34 - Slide

Woorden van deze week
Vermurwen: iemand minder streng maken zodat hij of zij makkelijk is over te halen
Ziedend: razend van woede
Pluk de dag: geniet van vandaag
Verstrijken (van tijd): voorbijgaan (van tijd)
Zich lenen voor: geschikt zijn voor

Slide 35 - Slide

Woordenschat

Slide 36 - Open question