Week 41 Nederlands 3 havo

Nederlands 3 havo week 41
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Nederlands 3 havo week 41

Slide 1 - Slide

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => bij start van de les in je tas. Een mobiele telefoon is alleen toegestaan als de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 2 - Slide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 3 - Slide

Leerdoelen week 41
  • Je oefent met hoofdletters en leestekens.
  • Je leert om de juiste spellingsregels toe te passen.
  • Samenstellingen en tussenletters.
  • Aan elkaar of los.
  • Meervouden.
  • Bijvoeglijke naamwoorden.
  • Verkleinwoorden.

Slide 4 - Slide

Weektaak 41 - spelling
Lees de uitleg op bladzijde 28. Samenstellingen en tussenletters.
Maak opdracht 1 op bladzijde 29.
Lees de uitleg op bladzijde 30. Aan elkaar of los.
Maak opdracht 1, 2 en 4 op  bladzijde 31
Lees de uitleg op bladzijde 33. Meervouden.
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 35

Slide 5 - Slide

Weektaak 41
Spelling
Lees de uitleg op bladzijde 36. Bijvoeglijke naamwoorden.
Maak opdracht 1  op bladzijde 37.

Lees de uitleg op bladzijde 38. Verkleinwoorden.
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 38

Slide 6 - Slide

PTD rapportperiode 1

Slide 7 - Slide

PTD rapportperiode 1

Slide 8 - Slide





19 oktober spelling
16 november fictie

Slide 9 - Slide

Week 41  10oktober t/m
17 oktober 2022

  • Boekenlijst: zie mail
  • Nu: focus op spelling
  • nifyu - LessonUp
  • Alle communicatie via magister.
  • Bladzijde 26 en 27 hoeven niet - spelling

Slide 10 - Slide

Herhaling vorige week
Leesvaardigheid is afgerond. Tot aan de herfstvakantie focus op spelling.

Slide 11 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 12 - Slide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • je keert om de juiste spellingsregels toe te passen.

Slide 13 - Slide

Nakijken huiswerk
Week 40

Slide 14 - Slide

Weektaak 40
Spelling
Lees de uitleg op bladzijde 16 en 17. Hoofdletters en leestekens.
Maak opdracht 1, 2 en 3 op bladzijde 18.
Lees de uitleg op bladzijde 19
Maak opdracht 1 en 2  op bladzijde 20
Lees de uitleg op bladzijde 21
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 22

Slide 15 - Slide

Weektaak 40
Spelling

Lees de uitleg op bladzijde 23. Met of zonder -n
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 24

Slide 16 - Slide

Spelling opdracht 1 bladzijde 17
1 Deze bergschoenen van Meindl, die gemaakt zijn van gore-tex, zijn prima waterdicht, terwijl ze toch de huid laten ademen.

2 Wist je dat in Noorwegen 99 procent van de elektriciteit wordt opgewekt in waterkrachtcentrales, iets wat in het platte Nederland nooit zou kunnen?

3 ‘Graag zou ik willen weten,’ zei mevrouw Van Klaveren tegen haar buurvrouw, ‘waar die Willem Wever nou eigenlijk woont.’

Slide 17 - Slide

Spelling opdracht 1 bladzijde 17
4 Ik hou niet van rugby: je loopt er te veel blessures mee op.



5 ‘Wanneer heeft Jaan de Graaff de Sint-Bavokathedraal bezocht?’ vroeg Mary.



6 De Koninklijke Watersportvereniging Sneek organiseert jaarlijks in augustus de Sneekweek, een heel populair zeilevenement, maar als het te hard waait gaat het spektakel niet door.

Slide 18 - Slide

Spelling opdracht 2 bladzijde 17
1 ‘Het gaat morgen de hele dag stormen’, zegt de weerman.
De weerman zegt: ‘Het gaat morgen de hele dag stormen.’


2 Na het eten zei mijn vader dat hij wel een kop koffie lustte.


3 ‘Ik heb echt geen zin in dat familiefeestje’, zucht Rayan.
Rayan zucht: ‘Ik heb echt geen zin in dat familiefeestje.’





Slide 19 - Slide

Spelling opdracht 2 bladzijde 17
4 De buurvrouw vraagt: ‘Hanna, kun jij vanmiddag even op mijn kinderen passen?’
De buurvrouw vraagt: ‘Kun jij vanmiddag even op mijn kinderen passen, Hanna?’
‘Hanna, kun jij vanmiddag even op mijn kinderen passen?’ vraagt de buurvrouw.
‘Kun jij vanmiddag even op mijn kinderen passen, Hanna?’ vraagt de buurvrouw.

‘Hanna,’ vraagt de buurvrouw, ‘kun jij vanmiddag even op mijn kinderen passen?’

5 Geschrokken riep Fedja dat het al tien uur was.

Fedja riep geschrokken dat het al tien uur was.

Slide 20 - Slide

Spelling opdracht 3 bladzijde 17
1 Mevrouw Van de Weyde vroeg me gisteren: ‘Ben jij wel eens in Zuid-Amerika geweest, Irene?’

2 De rooms-katholieke geestelijke Gerd ter Huurne gaat in de winter altijd schaatsen op de Noordwest-Overijsselse meren.

3 ‘Wat een onzin kraamt mevrouw Jansen-ter Voort uit’, zei de predikant. ‘Iedereen kan toch zien dat het christendom en de islam best vreedzaam naast elkaar kunnen bestaan.’

4 ‘De kapitein van cruiseschip Costa Concordia gaat waarschijnlijk niet vrijuit’, zei een Italiaanse rechter desgevraagd in het journaal van Rai Uno.

Slide 21 - Slide

Spelling opdracht 3 bladzijde 17
5 ‘Ik reken er eigenlijk wel op,’ zei Lydia de Groot-ter Apelt tegen de thuisgroenteboer, ‘dat u volgende week Brussels lof en postelein voor me meebrengt.’

6 Luidruchtig prijst de marktkoopman zijn waren aan: ‘Kom mensen, koop hier lekkere kaas uit Alkmaar, stroopwafels uit Gouda of heerlijke Zeeuwse roomboterbabbelaars.

7 ‘Ga jij wel mee naar dit concert met kerstliederen, Marie?’ vroeg haar zus. ‘Of luister je liever naar muziek uit het Verre Oosten?’

8 ‘Verdraaid nog aan toe,’ verzuchtte Elianne, ‘wie had nou gedacht dat de Hoeksteen, die mooie gereformeerde kerk, in mei verkocht gaat worden?’

Slide 22 - Slide

Opdracht 1 p. 20
1 afval- en sloopproducten

2 blijf-van-mijn-lijfhuis
3 haantje-de-voorste
4 half-om-half
5 heen-en-weergepraat
6 huisvrouwen en -mannen
7 kant-en-klaarmaaltijd
8 kat-en-muisspel
9 kop-en-schotel
10 laag-bij-de-gronds 








Slide 23 - Slide

Opdracht 1 p. 20
11 leverziekten en -transplantaties

12 mond-op-mondbeademing
13 nek-aan-nekrace
14 paard-en-wagen
15 regionale en nationale leiders
16 slagers- en bakkerswinkels
17 spring-in-’t-veld
18 staakt-het-vuren
19 winst-en-verliesrekening
20 zwart-witfoto 








Slide 24 - Slide

Opdracht 2 p. 20
1 garage-eigenaar

2 trainer-coach
3 arbodienst
4 kabinet-Rutte
5 tv-programma
6 bijna-doodervaring
7 antidiscriminatiewet
8 Noordoost-Limburg
9 medeoprichter
10 huis-aan-huisblad 








Slide 25 - Slide

Opdracht 2 p. 20
10 huis-aan-huisblad



11 sint-vitusdans
12 niet-leden
13 geneesheer-directeur
14 cameraopstelling
15 college-uren
16 bureauagenda
17 gala-avond
18 genieopzichter
19 medespeler
20 pabostudent 









Slide 26 - Slide

Opdracht 1 p. 22 
1 A4’tje

2 besproeiing
3 BN’er
4 cowboys
5 euro’s
6 functie-inhoud
7 glühwein
8 heien
9 hüttenkäse
10 intuïtie 








Slide 27 - Slide

Opdracht 1 p. 22 
11 lolly’tje

12 media-aandacht
13 milieu-inspectie
14 nuance
15 puppy’s
16 reünie
17 wc’tje
18 WK-wedstrijd
 







Slide 28 - Slide

Opdracht 2 p. 22 
1 affaire

2 beoefenen
3 buiig
4 cacao
5 cafeïne
6 coöperatie
7 geïllustreerd
8 gevarieerd 






Slide 29 - Slide

Opdracht 2 p. 22 
9 industrieel

10 kopiëren
11 materialen
12 naïeve
13 patiënt
14 radio
15 reünie
16 toilet 






Slide 30 - Slide

Opdracht 1 p. 24 
1 enkele
2 enkele
3 beiden
4 beide
5 eersten
6 laatste  

Slide 31 - Slide

Opdracht 1 p. 24 
7 sommige

8 weinigen
9 Velen, weinigen
10 velen
11 sommige
12 alle  




Slide 32 - Slide

Opdracht 2 p. 24 
1 aanwezigen

2 kleinste
3 zoute
4 ouderen, jongeren
5 oudste, jongste
6 mijne  




Slide 33 - Slide

Opdracht 2 p. 24 
7 goeden, kwaden

8 beste
9 beste, goedkoopste
10 alle, gevaarlijkste
11 allergrootsten
12 besten  




Slide 34 - Slide

OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!
 

Slide 35 - Slide

Woorden van de week

Maak 5 zinnen, waaruit blijkt dat je weet wat het woord betekent.

Slide 36 - Slide

Woorden van deze week
Vermurwen: iemand minder streng maken zodat hij of zij makkelijk is over te halen
Ziedend: razend van woede
Pluk de dag: geniet van vandaag
Verstrijken (van tijd): voorbijgaan (van tijd)
Zich lenen voor: geschikt zijn voor

Slide 37 - Slide

Woordenschat

Slide 38 - Open question