1HV zww hww wwg ond pv

Grammatica
pv / hww / zww / wwg / ond
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Grammatica
pv / hww / zww / wwg / ond

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Ik kan de persoonsvorm herkennen. 

Slide 2 - Slide

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Mila en Sem hebben de hele dag spullen klaargezet voor de vrijmarkt.

Slide 3 - Open question

Wat is de pv in onderstaande zin?
Door de najaarsstorm waaiden de dakpannen van het dak.

Slide 4 - Open question

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Die instelling verzamelt kapotte mobieltjes voor hergebruik.

Slide 5 - Open question

Ik kan de pv in een zin vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

Leerdoelen

Je weet wat een zelfstandig werkwoord en wat een hulpwerkwoord is.
Je kunt deze soorten werkwoorden herkennen. 

Slide 7 - Slide

Wat is een hulpwerkwoord?
A
Een hulpwerkwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
B
Een hulpwerkwoord staat achteraan in een zin.
C
Een hulpwerkwoord bestaat niet.
D
Een hulpwerkwoord 'helpt' het zelfstandige werkwoord in een zin.

Slide 8 - Quiz

Waar of niet waar?
Er staat altijd een hulpwerkwoord in de zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Wat is een zelfstandig werkwoord?
A
Een werkwoord dat de actie aangeeft in de zin.
B
Een werkwoord dat een ander werkwoord helpt.
C
Het voltooid deelwoord in de zin.
D
Het laatste werkwoord in de zin.

Slide 10 - Quiz

Waar of niet waar?
Er kan altijd maar één zelfstandig werkwoord in de zin staan.




A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Ik heb gisteren genoeg gegeten.
heb = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 12 - Quiz

Charles kan goed gamen.
kan = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 13 - Quiz

Ik heb altijd al willen vliegen.
vliegen = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 14 - Quiz

Ik fiets vandaag met mijn vriendinnen naar huis.
fiets = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quiz

Ik ben naar de kapper geweest.
ben = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 16 - Quiz

        Jij zal harder moeten werken.
HULPWERKWOORD
ZELFSTANDIG WERKWOORD
zal
moeten
werken

Slide 17 - Drag question

        Ik heb deze week al twee keer pizza gegeten.
HULPWERKWOORD
ZELFSTANDIG WERKWOORD
heb
gegeten

Slide 18 - Drag question

        Ik mag morgen gaan winkelen.
HULPWERKWOORD
ZELFSTANDIG WERKWOORD
mag
gaan
winkelen

Slide 19 - Drag question

Hoe gingen de vragen over het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord?
A
Ik had een paar / veel fouten.
B
Ik had nauwelijks / geen fouten.

Slide 20 - Quiz

Leerdoelen
Ik kan het werkwoordelijk gezegde herkennen. 

Ik ken de afkorting: wwg.

Slide 21 - Slide

Wat zou het werkwoordelijk gezegde inhouden?

Slide 22 - Open question

Wat is het wwg?
Morgen ga ik winkelen in Amsterdam.
A
ga
B
ga winkelen
C
winkelen

Slide 23 - Quiz

Wat is het wwg?
De fietsenmaker zou mijn fiets kunnen maken.

A
zou
B
kunnen
C
zou kunnen
D
zou kunnen maken

Slide 24 - Quiz

Wat is het wwg?
Kim zit al de hele middag te tekenen.
A
zit
B
zit tekenen
C
zit te tekenen

Slide 25 - Quiz

Wat is het wwg?
Ruben staat te trappelen van ongeduld.
A
staat te trappelen
B
staat te
C
staat trappelen
D
trappelen

Slide 26 - Quiz

Ik kan het wg in een zin vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Welke vraag stel je voor het vinden van het ow?

Slide 28 - Open question

Noteer het onderwerp van onderstaande zin:

Rechts naast de sporthal speelt een klein jongetje.

Slide 29 - Open question

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Het heeft vannacht keihard geregend.

Slide 30 - Open question

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Mijn zusje gaat nooit naar die discotheek

Slide 31 - Open question

Ik kan het ow in een zin vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Wat is de pv?

Heeft u gisteren deze klanten een nieuwe folder gestuurd?

Slide 33 - Open question

Wat is het hww?

Heeft u gisteren deze klanten een nieuwe folder gestuurd?

Slide 34 - Open question

Wat is het zww?

Heeft u gisteren deze klanten een nieuwe folder gestuurd?

Slide 35 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Heeft u gisteren deze klanten een nieuwe folder gestuurd?

Slide 36 - Open question

Wat is het onderwerp?

Heeft u gisteren deze klanten een nieuwe folder gestuurd?

Slide 37 - Open question

Dit vind ik nog moeilijk: Noteer hier je vraag als je die hebt.

Slide 38 - Open question

Ik vind grammatica over: pv, hww, zww, ond en wwg ....
A
makkelijk
B
moeilijk
C
niet moeilijk, maar ook niet makkelijk

Slide 39 - Quiz