Quiz alle doelgroepen Ontwikkelingspsychologie

• Pedagogisch werk
• MBO
• Studiejaar 1

Ontwikkelingspsychologie

QUIZ TIME

Hoeveel ontwikkelingsfasen kent de mens?

1. 9
2. 7
3. 5
4. 10

Wat is er WAAR over de ontwikkeling van de motoriek?

1. De grove motoriek ontwikkelt zich eerder dan de fijne motoriek
2. De fijne motoriek ontwikkelt zich eerder dan de grove motoriek
3. Alle kinderen ontwikkelen zich op het gebied van motoriek even snel
4. Grove motoriek gaat om bewegingen van de handen en vingers

Wat is grove motoriek?

1. tekenen
2. schrijven
3. rennen
4. knippen

Welke factor kan een ontwikkeling bepalen?

1. Eenmalig een lolly aan een kind geven
2. Tijdens je zwangerschap avondje op harde muziek dansen
3. regelmatig agressie tijdens de opvoeding
4. A,B en C

Als je denkt aan het antwoord va je vorige vraag, om welke factor van de ontwikkeling gaat het?

1. Ontwikkelingsfactor
2. interne factor
3. externe factor
4. zelfbepaling factor

Een ontwikkelingsachterstand.....

1. Heb je voor de rest van je leven
2. Groei je vanzelf overheen
3. Is met ondersteuning in te halen

Wat hoort niet bij empathisch vermogen?

1. Inleven in anderen
2. begrijpen hoe een ander zich voelt
3. bewust zijn van eigen gedrag
4. elkaar met rust laten

Wat is GEEN voorwaarde voor veilige hechting?

1. Beperkt aantal opvoeders
2. Sprake van responsief gedrag
3. Voorspelbaar reageren
4. Borstvoeding geven

Wat hoort er NIET bij het emotionele ontwikkelingsaspect?

1. Ontwikkeling van gevoelens van (basis)vertrouwen en veiligheid
2. Ontwikkeling van het uiten van emoties
3. Ontwikkeling van het zelfbeeld
4. Ontwikkeling van het benoemen van emoties

Wat is wel een kenmerk van de doelgroep baby?

1. Zindelijk worden
2. Brabbelen en éénwoordzinnen
3. Klimmen
4. Logisch nadenken

Baby's maken eerst nog geen bewuste gerichte bewegingen maar handelen vanuit reflex (bijv. grijpreflex en zuigreflex)

1. Waar
2. Niet waar

Wat is NIET WAAR over reflexen bij de baby?

1. De zuigreflex helpt de baby om voldoende voeding binnen te krijgen.
2. De loopreflex gaat pas weg als de baby zelf bewust leert lopen.
3. De grijpreflex helpt de baby dingen vast te pakken.
4. De mororeflex helpt de baby om niet te vallen.

De peuterfase kenmerkt zich door:

1. Koppigheid en ik-besef
2. Lengtegroei
3. De ontwikkeling van de fijne motoriek
4. Samen delen en spelen

Wat wordt er bedoeld met 'exploratiedrang' bij de peuter?

Een peuter kan zich al goed in een ander verplaatsen, een peuter heeft empathie

1. Waar
2. Niet waar

Een peuter is meestal al helemaal zindelijk

1. Waar
2. Niet waar

In de kleutertijd ontwikkelen kinderen hun handvoorkeur

1. Waar
2. Niet waar

Hoe komt het dat kleuters soms jokken?

1. Ze zijn heel stout
2. Ze hebben een grote fantasie
3. Ze kunnen nog niet zo goed praten
4. Ze willen niet gestraft worden

Kleuters sluiten hun eerste vriendschappen, ontwikkelen zelfbeeld en een innerlijk geweten

1. Alleen vriendschappen
2. Alleen zelfbeeld en innerlijk geweten
3. Ontwikkelen alle drie
4. Alleen het innerlijk geweten

Voeding heeft niet alleen invloed op het lichaam maar ook op de cognitieve ontwikkeling van kinderen

1. Waar
2. Niet waar

Wat betekent obesitas en wat zijn de gevolgen hiervan voor een schoolkind?