11.10 Decimale getallen

HOE VOEL JIJ JE MOMENTEEL?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ
1 / 35
next
Slide 1: Poll
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

HOE VOEL JIJ JE MOMENTEEL?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 1 - Poll

Doelen van deze les:

Slide 2 - Slide

Zorg altijd voor kladpapier en een pen/potlood!

Slide 3 - Slide


van 49 is...
​7​​6​​
A
7
B
70
C
42
D
6

Slide 4 - Quiz

Decimale getallen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Welke getallen zijn decimale getallen?

A=6,6 B=606 C=6,06 D=6,006
A
A en B
B
A en C
C
A,C en D
D
alleen D

Slide 7 - Quiz

Decimale getallen
Decimale getallen zijn getallen met cijfers achter de komma.
1 decimaal
2 decimalen
3 decimalen

Slide 8 - Slide

Hoeveel decimalen heeft dit getal? 345,23762
A
5
B
4
C
6
D
7

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
​10​​1​​
A
1,0
B
0,1
C
0,01
D
0,001

Slide 11 - Quiz

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
​100​​1​​
A
1,0
B
0,1
C
0,01
D
0,001

Slide 12 - Quiz

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
​1000​​1​​
A
1,0
B
0,1
C
0,01
D
0,001

Slide 13 - Quiz

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
​10​​9​​
A
9,0
B
0,9
C
0,09
D
0,009

Slide 14 - Quiz

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
​100​​4​​
A
4
B
0,4
C
0,04
D
0,004

Slide 15 - Quiz

Je kunt een breuk schrijven als een decimaal getal.
= ...
​1000​​3​​
A
0,03
B
0,3
C
0,0003
D
0,003

Slide 16 - Quiz

Schrijf deze breuk als een decimaal getal:

= ...

​100​​55​​
A
55
B
0,055
C
0,55
D
5500

Slide 17 - Quiz

Schrijf deze breuk
als decimaal getal
A
0,017
B
0,17
C
0,0017
D
17,1000

Slide 18 - Quiz

Schrijf de breuk
als decimaal getal
A
21,9
B
2,119
C
2,19
D
0,21

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

3
9

Slide 21 - Slide

3
2

Slide 22 - Slide

3
3,0

Slide 23 - Slide

3
2,9

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Wat betekent het volgende symbool:
<
A
groter dan
B
kleiner dan

Slide 26 - Quiz

Wat betekent het volgende symbool:
>
A
groter dan
B
kleiner dan

Slide 27 - Quiz

Het teken = betekent....
A
groter dan
B
kleiner dan
C
is gelijk aan
D
keer 2

Slide 28 - Quiz


is groter dan 0,70
​4​​3​​
A
niet waar
B
wel waar
C
even groot
D
breuken en decimale getallen kun je niet vergelijken

Slide 29 - Quiz

Vragen?
VRAGEN?

Slide 30 - Slide

Zelfstandig werken
timer
10:00
Wat
1F Maak de opdrachten van 5.5 (blz. 66 t/m 70)
2FA Maak de opdrachten 7.1 (blz. 116 t/m 119)
3F Maak de opdrachten 4.2 (blz. 84)
Hulp
Steek je vinger op en kom naar je docent
Tijd
10 minuten in stilte, daarna mag je vragen stellen
Klaar
Laat je werk zien

Slide 31 - Slide

Ik kan breuken optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met hele getallen.
Makkie!
Ja, dat lukt wel.
Nog wel wat hulp nodig.
Ik begrijp er niets van!

Slide 32 - Poll

Huiswerk
1F: Maak de opdrachten vanaf blz. 71 t/m 72.
2FA: Maak de opdrachten vanaf blz. 75 t/m 77.
3F: Maak de opdrachten vanaf blz. 38 t/m 40.

Slide 33 - Slide

decimale getallen of kommagetallen

Slide 34 - Slide

Einde uitleg...
Blijf in Teams!
Hou je camera aan!
En ga actief aan de slag met...
Ga naar planning en maak 

11.3 Decimale getallen 
Huiswerk voor de volgende les!!!

Slide 35 - Slide