Unité 4 - Apprendre 5 et 10

Lundi 11 Mars
Unité 4 :
Apprendre 5 et 10
Je zult in staat zijn om zelfstandig en accuraat reflexieve werkwoorden te gebruiken en de grammatica van "j'ai mal à + (au / à la / à l' / aux)" te herzien.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransBasisschoolMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Lundi 11 Mars
Unité 4 :
Apprendre 5 et 10
Je zult in staat zijn om zelfstandig en accuraat reflexieve werkwoorden te gebruiken en de grammatica van "j'ai mal à + (au / à la / à l' / aux)" te herzien.

Slide 1 - Slide

 Wederkerend voornaamwoord 
  • Gaan Slapen
  • Je (se coucher)  à ....
  • Je me couche à minuit 
  • Farah et Zeynep (se coucher) à .... 
  • Farah et Zeynep se couchent à minuit 
Apprendre 5
Se laver

Slide 2 - Slide

Bilal (se coucher) om (à)
middernacht

Slide 3 - Open question

Ik was me in (à) het ziekenhuis

Slide 4 - Open question

Het wederkerend werkwoord
Zich = wederkerend voornaamwoord = se in het frans
  • zich wassen = se laver            je me (stam =) lav + e
  •                                                           tu te                      lav + es
  •                                        il / elle / on se                      lav +  
  •                                                    nous nous                lav  + ons
  •                                                    vous vous                 lav  + ez
  •                                           ils / elles se                       lav  + ent 

Slide 5 - Slide

Nous (se lever) aux
(de spoedeisende hulp)

Slide 6 - Open question

Ik (se sentir) helemaal niet
goed (pas bien du tout)

Slide 7 - Open question

Wederkerend werkwoord ontkennend
Als je een wederkerend werkwoord ontkennend maakt, komt ne voor het wederkerend voornaamwoord, en pas (zoals normaal) achter de pv. 

  • Je ne me couche pas = ik ga niet naar bed
  • Je ne me suis pas couché = ik ben niet naar bed gegaan (Wederkerend werkwoord in de voltooide!)

Slide 8 - Slide

Il ...... brulé le doigt

(zich branden)
Wederkerend werkwoord in de voltooide
A
s'est
B
me suis
C
nous sommes
D
se sont

Slide 9 - Quiz

Wederkerend werkwoord in de voltooide
  • Je me suis brûlé(e) le doigt (zich branden)
  • Tu t'es amusé(e) chez le docteur?  (zich vermaken)
  • Farah s'est levée à 7heures  (opstaan)
  • Bilal s'est couché à minuit (gaan slapen)
  • Nous nous sommes  concentré(e)s  (zich concentreren)
  • Vous vous êtes entrainé(e)s (trainen)
  • Elles se sont lavé(e)s (zich wassen)


Slide 10 - Slide

Ze heeft haar hoofd gestoten (se cogner la tête)

Slide 11 - Open question

Het wederkerend werkwoord in de voltooide
Bijvoorbeeld: jij bent vroeg opgestaan 


  • 1) Bepaal de juiste vorm van het hulpwerkwoord o.b.v. het persoonlijk       
        voornaamwoord --> JIJ = TU, dus tu ES
  • 2) Maak het voltooid deelwoord, let op de -e, -s, -es erachter.             Opstaan = se lever, voltooid deelwoord is dus LEVÉ (lever -er + é)
  • 3) Plaats het wederkerend voornaamwoord vóór de persoonsvorm:            TU T'ES LEVÉ (en als "tu"vrouwelijk is wordt het LEVÉE)

Slide 12 - Slide

Apprendre 1
l'oeil
le bras
le pied
le dos
le genou
le ventre
la tête
het oog
de rug
de voet
de buik
de knie
de arm
het hoofd

Slide 13 - Drag question

Avoir mal à + lidwoord*
  • ventre
  • tête
  • oreille
  • yeux
*pijn hebben aan l       Apprendre 10 

Slide 14 - Slide

Tom heeft pijn aan zijn ogen

Slide 15 - Open question

Hij heeft buikpijn

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide