werkwoorden in de verleden tijd deel 6

Werkwoorden in de verleden tijd, deel 6.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoorden in de verleden tijd, deel 6.

Slide 1 - Slide

Wat is de ik-vorm van het
werkwoord " verplaatsen" ?

Slide 2 - Mind map

Wat is de ik-vorm/stam van het
werkwoord "vliegeren"?

Slide 3 - Mind map

Wat is de ik- vorm/stam van het
werkwoord "bekladden"?

Slide 4 - Mind map

Wat is de ik-vorm/stam van het
werkwoord "verantwoorden"?

Slide 5 - Mind map

Welke zin is foutloos geschreven?
A
Zwoof daar een luchtballon?
B
Ik verblijdde mijn zusje met een ontbijt.
C
Hij beantwoorde de moeilijke vraag.
D
gaf jij nu zomaar 10 euro weg?

Slide 6 - Quiz

Welke zin is foutloos geschreven?
A
De man bezweek aan zijn verwondingen.
B
Het kopje barste toen het op de grond viel.
C
Wij braaden het gehakt.
D
Mijn vader bakten een taart.

Slide 7 - Quiz

Welke zin is foutloos geschreven?
A
Door de warmte bederfde het eten.
B
Hij werdt met de auto naar school gebracht.
C
Moeder brouwdde in de garage een speciaal drankje.
D
De man bood hulp aan de vrouw.

Slide 8 - Quiz

Stappen
1. Lees de zin.
2. Zoek het onderwerp.
6. Zet de stappen in het schema en controleer.
3.Is het onderwerp enkelvoud of meervoud?
4. Haal de -en van het werkwoord. 
5. Zit de laatste letter in 'T KOFSCHIP?

Slide 9 - Slide

Zijn jullie er klaar voor?!

Slide 10 - Slide

blazen(VT)
Amyra............de kaarsjes op de taart uit.

Slide 11 - Open question

bedreigen(VT)
De overvallers ............de mensen in het gebouw.

Slide 12 - Open question

bedriegen(VT)
De jongen................de oude vrouw.

Slide 13 - Open question

bijten (VT)
................de honden in het bot?

Slide 14 - Open question

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 15 - Slide