Bewegingsvormen deel 2

Didactiek Periode 2
Thema 6 : Bewegingsvormen
Thema 7: Didactische Werkvormen
Thema 3: Doelstellingen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DidactiekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Didactiek Periode 2
Thema 6 : Bewegingsvormen
Thema 7: Didactische Werkvormen
Thema 3: Doelstellingen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Deze werkvorm is
gericht op....
A
Maatschappelijke activering
B
Sport technische vaardigheden

Slide 3 - Quiz

Bewegingsvorm gericht op recreatieve spelen
A
Estafette met kinderen
B
Salto verbeteren
C
Lay up aanleren
D
Wreeftrap aanleren

Slide 4 - Quiz

Bewegingsvorm gericht op Maatschappelijke stimulering
A
Kampioenswedstrijd van A selectie
B
Sportdag onderbouw

Slide 5 - Quiz

Waar moet Bewegingsvorm aan voldoen?

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

Wat laten deze
plaatjes zien over een
bewegingsvorm?
A
moet veilig zijn
B
moet aansluiten bij belevingswereld
C
moet je kunnen differentiëren

Slide 8 - Quiz

De bewegingsvorm moet aansluiten bij de beginsituatie van de groep 
Is de beginsituatie geschikt voor de persoon in volgende video ?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Hoe noemen we de volgende reeks oefeningen in de video

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Antwoord filmpje
A
Methodiek
B
leergang

Slide 13 - Quiz

Zijn eisen hieronder in bewegingsvorm in volgende video toepasbaar?
- Veilig,
- betekenisvol,
- belevingswaarde en afwisseling (psychisch curve)
- optimale intensiteit,
- differentiatie mogelijk,
- methodisch goed opgebouwd.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Was de methodiek goed opgebouwd?
Ja
Nee

Slide 16 - Poll

Welk didactisch hulpmiddelen worden gebruikt in de volgende video?

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Welke didactische hulpmiddelen zag je?

Slide 19 - Open question

Wat is een arbeidscurve
A
Goede verhouding tussen arbeid en rust
B
Heel hard sporten met onvoldoende rust

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

Voorbeeld van differentiëren is
A
De hele groep een moeilijkere oefening laten doen
B
De hele groep een makkelijkere oefening laten doen
C
Oefening makkelijker maken voor 3 van groep
D
Oefening moeilijker maken voor 2 van groep

Slide 22 - Quiz

2 vormen van differentiëren
Inhoudelijk ( Ander leervoorstel)
Organisatorisch ( Arrangement veranderen )

Slide 23 - Slide

inhoudelijke differentiatie
Een ander "leervoorstel"
Een andere opdracht geven zonder dat je organisatie aanpast.
  • Sneller overgooien voor aantal
  • Salto MET schroef voor aantal
  • Meer keer proberen hoog te houden

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Verandering in organisatie
Je veranderd iets in opstelling
( Als je een drown erboven laat vliegen met camera zie je dat er iets veranderd in opstelling.)
  • afstand vergroten tussen 2 studenten met frisbee
  • een muurtje erbij bij vrije trap
  • De lat hoger voor aantal studenten
  • Verhoogd valk weghalen voor de salto

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

BHU model differentieren
B = Basisoefening voor 80 % van deelnemers die dit net aankunnen
H= Herhalingsoefening , een makkelijkere oefening uit de methodiek, een stapje terug ( 10 % van deelnemers)
U= Uitbreidingsvorm, een moeilijker oefening voor deelnemers die basisoefening te makkelijk vinden.

Slide 28 - Slide

Wat nu ?
1. Maken vragen deel 2 (+deel 1 voor 
2. Bewegingsrecreatieverslag
3. Maken LVB instructie 
4. ander huiswerk
5. gesprekje Ingrid n.a.v. studentbespreking 

Slide 29 - Slide