Het weer =
il of
il y a
In het Frans gebruiken wij 'il' en 'il y a ' om over het weer te praten.
Il + werkwoord (hij/het)
Il y a zelf. naamwoord (er is/ er zijn)
1. De rode zinnen overschrijven in je schrift + de vertaling
2. Je hebt ze nodig voor de volgende opdracht + je kan ze gebruiken bij je eindpresentatie
1. Het regent. - Il pleut2. Het is bewolkt. - Il y a des nuages
3. Het waait. - Il y a du vent
4. Het onweert. - Il y a des orages
5. Het sneeuwt. - Il neige
6. Het is zonnig. - Il y a du soleil
7. Il fait chaud. Het is warm.
8. Il fait froid. Het is koud.
9. Il fait beau. Het is mooi weer.
10. Il fait moche. Het is lelijk (slecht) weer.