2.9

Welkom H3




: )


Planning van dit uur - maandag

  • 10 minuten stillezen;


  • Uitleg over de spelling;

  •  Weet je wat je voor de volgende les moet doen.

Aan het einde van deze les
  • leer je hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd en tegenwoordige tijd spelt; 
  • leer je hoe je Engelse werkwoorden in het Nederlands vervoegt. 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom H3




: )


Planning van dit uur - maandag

  • 10 minuten stillezen;


  • Uitleg over de spelling;

  •  Weet je wat je voor de volgende les moet doen.

Aan het einde van deze les
  • leer je hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd en tegenwoordige tijd spelt; 
  • leer je hoe je Engelse werkwoorden in het Nederlands vervoegt. 

Slide 1 - Slide

Stillezen
Wat
Lees in stilte in je leesboek
Hoe
Individueel 
Hulp
Geen
Tijd
10 minuten
Uitkomst
Over dit boek ga jij een speeddate houden
Klaar
Hierna gaan we verder met de les
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Pak voor je
pen, papier, lesboek en Ipad

Slide 3 - Slide

Tijdsvormen
De persoonsvorm heeft twee hoofdvormen in de vervoeging: de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. Simpel uitgedrukt zegt de tegenwoordige tijd iets over een handeling die zich op het moment van spreken afspeelt, en de verleden tijd iets over een handeling die zich al eerder heeft afgespeeld.

Slide 4 - Slide

Schema 
werkwoordspelling
- 'Werken'
- 'Dromen' 

Slide 5 - Slide

't KoFSCHiP
Ik werk - ik werkte
Ik app - ik appte

Ik droom - ik droomde
Ik expose - ik exposede
-te / -ten

-de / -den
Laatste klank van de stam

Slide 6 - Slide

De boer (maaien) afgelopen zomer zijn hele weiland.
A
maait
B
maaid
C
maaide
D
maaite

Slide 7 - Quiz

Toen het mooi weer was, (kanoën) wij dagenlang.
A
kanoënde
B
kanode
C
kanoëde
D
kanoden

Slide 8 - Quiz

Gister (stoten) ik mijn teen tegen de tafel.
A
Stootte
B
stote
C
stotte
D
stoote

Slide 9 - Quiz

Engelse werkwoorden
Het Nederlands heeft veel werkwoorden overgenomen uit het Engels: checken, racen en gamen.
  • Deze werkwoorden vervoeg je net zoals andere Nederlandse werkwoorden

checken- hij checkt - hij checkte- ik heb gecheckt
showen - hij showt - hij showde - ik heb geshowd

Slide 10 - Slide

TIPS
  • onhoorbare e: Racen wordt ik racete (niet: ik racte), timen wordt ik timede (niet: ik timde).

  •  Twee medeklinkers aan het eind van de ik-vorm: paintballen - Ik paintballde, passen - ik passte. 

  • sisklank wordt een -te en -t. chrashen - Ik chrashte. 
relaxen - ik relaxte

Slide 11 - Slide

't KoFSCHiP
Ik cros - ik croste
Ik scoor - ik scoorde

Ik skate - ik skatete
Ik expose - ik exposede
-te / -ten

-de / -den
Laatste klank van de stam

Slide 12 - Slide

Ik (downloaden) mijn films illegaal (vt).
A
download
B
downloadt
C
downloadde
D
downloade

Slide 13 - Quiz

Maandag heeft Ellen haar uitnodiging (appen).
A
geappd
B
geappt
C
appt

Slide 14 - Quiz

                   Individueel werken
timer
10:00
Wat
Maak 2.9) Opdr. 1A, 3, 6 a,b,c,d + lezen leerteksten + nakijken.

Hoe
Individueel, in stilte
Hulp
Eerst vijf minuten zonder hulp - daarna: steek je vinger op, dan kom ik langs
Tijd
Tot het einde van de les
Klaar
Lees in je leesboek

Slide 15 - Slide

Samenvatting van de les
Jij
  • weet hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd en tegenwoordige tijd spelt; 
  • weet hoe je Engelse werkwoorden in het Nederlands vervoegt. 

Huiswerk
  • Kijk de antwoorden na! 
  • De volgende les neem je weer je Ipad, schrift, lesboek en leesboek mee

    Slide 16 - Slide

    Welkom H3




    : )


    Planning van dit uur - dinsdag

    • 10 minuten stillezen; 


    • Uitleg over de spelling;

    •  Weet je wat je voor de volgende les moet doen.

    Aan het einde van deze les
    • leer je hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd en tegenwoordige tijd spelt; 
    •  leer je hoe je meervoud-n moet gebruiken bij verwijzingen;
    • leer je hoe je Engelse werkwoorden in het Nederlands vervoegt. 

    Slide 17 - Slide

    Stillezen
    Wat
    Lees in stilte in je leesboek
    Hoe
    Individueel 
    Hulp
    Geen
    Tijd
    10 minuten
    Uitkomst
    Over dit boek ga jij een speeddate houden
    Klaar
    Hierna gaan we verder met de les
    timer
    10:00

    Slide 18 - Slide

    Pak voor je
    pen, papier, lesboek en Ipad

    Slide 19 - Slide

    't KoFSCHiP
    Wat weet je nog van de persoonsvorm in verleden tijd en tegenwoordige tijd?

    Slide 20 - Slide

    't KoFSCHiP
    Ik werk - ik werkte
    Ik app - ik appte

    Ik droom - ik droomde
    Ik expose - ik exposede
    -te / -ten

    -de / -den
    Laatste klank van de stam

    Slide 21 - Slide

    Engelse werkwoorden
    Het Nederlands heeft veel werkwoorden overgenomen uit het Engels: checken, racen en gamen.


    Hoe vervoeg je deze Engelse werkwoorden?

    Slide 22 - Slide

    Engelse werkwoorden
    Het Nederlands heeft veel werkwoorden overgenomen uit het Engels: checken, racen en gamen.
    • Deze werkwoorden vervoeg je net zoals andere Nederlandse werkwoorden

    checken- hij checkt - hij checkte- ik heb gecheckt
    showen - hij showt - hij showde - ik heb geshowd

    Slide 23 - Slide

    TIPS
    Op welke drie uitzonderingen moet je letten als het gaat om Engelse werkwoorden?

    1.
    2.
    3.

    Slide 24 - Slide

    TIPS
    • onhoorbare e: Racen wordt ik racete (niet: ik racte), timen wordt ik timede (niet: ik timde).

    •  Twee medeklinkers aan het eind van de ik-vorm: paintballen - Ik paintballde, passen - ik passte. 

    • sisklank wordt een -te en -t. chrashen - Ik chrashte. 
    relaxen - ik relaxte

    Slide 25 - Slide

    Meervouds-n bij verwijzingen
    Wanneer géén -n
    Wanneer wél een -n
    1. Er staat een zelfstandig naamwoord achter
    De rechter heeft alle mensen veroordeeld.

    2. In dezelfde zin staan de personen waarnaar verwezen wordt (er kan een zelfstandig naamwoord achter staan)
    Ik zag veel oude vrienden, maar de meeste herkenden me niet.

    3. Als het niet naar personen verwijst
    De winkeldief vond de twee horloges even mooi. Daarom heeft hij beide gestolen.
    1. Als het woord naar personen verwijst die niet in dezelfde zin genoemd staan 
    Wij vonden het concert geweldig, terwijl anderen juist teleurgesteld waren. 

    2. Als het woord naar personen verwijst én zelfstandig wordt gebruikt
    Onze leerlingen hebben allen hun diploma gehaald. 

    Slide 26 - Slide

    Hij gaf het cadeautje aan de _____.
    A
    anderen
    B
    andere

    Slide 27 - Quiz

    Van alle bruiloftsgasten waren de ____ al naar huis gegaan.
    A
    meesten
    B
    meeste

    Slide 28 - Quiz

    ____ meisjes waren vroeg aanwezig.
    A
    Beiden
    B
    Beide

    Slide 29 - Quiz

    Met collega's had ik het over de ____ die hier werken
    A
    anderen
    B
    andere

    Slide 30 - Quiz

    Mijn nieuwe telefoon is ook al gevallen. Nu zijn _____ stuk
    A
    Beide
    B
    Beiden

    Slide 31 - Quiz

                       Individueel werken
    timer
    6:00
    Wat
    Maak 2.9) 9, 10 + lezen leerteksten + nakijken.  §3.9) Opdr. 1A, 2

    Hoe
    Individueel, in stilte
    Hulp
    Eerst vijf minuten zonder hulp - daarna: steek je vinger op, dan kom ik langs
    Tijd
    Tot het einde van de les
    Klaar
     Lezen in je leesboek

    Slide 32 - Slide

    Samenvatting van de les
    Jij
    • weet wanneer je de meervouds-n gebruikt bij verwijzingen;
    • weet hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd en tegenwoordige tijd spelt; 
    • weet hoe je Engelse werkwoorden in het Nederlands vervoegt. 

    Huiswerk
    • Kijk de antwoorden na! §2.9 is nu helemaal af!
    • De volgende les neem je weer je Ipad, schrift, lesboek en leesboek mee

      Slide 33 - Slide