Practice reading

1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Question 1: Waarom heeft dit bericht over een vertraagde trein de krant gehaald?
A
De manier waarop de vertraging werd meegedeeld, zorgde voor paniek.
B
De oorzaak van de vertraging was zeer ongewoon en opmerkelijk.
C
Er wordt getwijfeld aan de reden die de machinist gaf voor de vertraging.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Het artikel gaat over een ongeval. Naar welk deel van het ongeluk verwijst deze uitdrukking? Geef antwoord in het Nederlands.

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Uit welke zin blijkt dat Ian Rothwell wist dat het gevaarlijk kon zijn om dit gerecht te eten?

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Kies bij   21   in alinea 1 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden.
A
quite realistic
B
rather balanced
C
really complicated
D
very one-sided

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Kies bij   22   in alinea 2 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden.
A
However
B
Likewise
C
Moreover
D
Therefore

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Kies bij   23   in alinea 2 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden.
A
independent
B
romantic
C
traditional

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

In welke alinea zegt Natalie zelf iets over haar toekomst?
A
Alinea 4
B
Alinea 5
C
Alinea 6
D
Alinea 7

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

What becomes clear about Natalie in paragraphs 4 and 5?
A
She dislikes having to spend a lot of time with her brother.
B
She feels it is her responsibility to look after her family.
C
She hated having to go to school when she was younger.

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Geef van de volgende beweringen aan welke wel als overeenkomst tussen Alice en Natalie in de tekst genoemd worden.
A
Ze zijn bevriend met dezelfde mensen
B
Ze gebruiken dezelfde straattaal
C
Ze hebben een vergelijkbare band met hun moeder
D
Ze vinden dezelfde kleren leuk

Slide 26 - Quiz