Werkwoordspelling

Spelling
Blok 4 t/m 6
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Spelling
Blok 4 t/m 6

Slide 1 - Slide

Wat moet je kennen?
  • werkwoordspelling (t.t., v.t. en v.d.)
  • meeste/meesten etc.
  • samenstellingen
  • leestekens: komma
  • zelfstandige naamwoorden in ev en mv
  • bijvoeglijke naamwoorden 

Slide 2 - Slide

Vandaag:
  • werkwoordspelling (t.t. en v.t.) uitleg (Prowise Presenter)
  • oefenen via Lesson Up
  • maken opdracht 1 blz. 195

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide


Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 5 - Quiz


Hij (worden) morgen 16 jaar.
A
word
B
wordt
C
wort
D
werd

Slide 6 - Quiz

Ik (planten) vorige week nieuwe boompjes in mijn tuin.
A
plantte
B
planten
C
plante
D
plant

Slide 7 - Quiz

Het is daarna (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 8 - Quiz

Het (gebeuren) heel vaak. (tt)
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 9 - Quiz

De (vergroten) foto's heb ik ingelijst.
A
vergrote
B
vergroten
C
vergrootte
D
vergrootten

Slide 10 - Quiz

De (redden) jongen was heel erg bang geweest.
A
gerede
B
geredden
C
geredde

Slide 11 - Quiz

We hebben gisteren door het park (wandelen).
A
gewandelt
B
gewandelde
C
gewandeld

Slide 12 - Quiz

Mijn vader …........................... altijd meer zakgeld.
…........................... jij nu echt een avondje uit aan Henk?  
Ik …...........................  nooit meer een marathon te rennen!
Hij heeft nog nooit een gouden horloge …........................... 
Wij …...........................  dat we aardig voor de juf zijn. 
…...........................  jullie aan mij iedere dag een kaart te sturen?
…...........................  Piet te gaan trouwen met Fatima?  
belooft
beloven
beloofd
beloof
Beloven
Belooft
Beloof

Slide 13 - Drag question

Ik …………………………………. morgen naar een andere slaapkamer.
…………………………………. hij naar de andere kant van de wereld?
Hij is in zijn leven 6 maal ………………………………….
De katten …………………………………. tijdens de vakantie naar oma.
…………………………………. jij nooit meer in je leven?
Marie ………………………………….naar een ander huis in de straat.
…………………………………. de vogel nu de nootjes naar die andere hoek? 

Verhuisd
verhuist
Verhuis
verhuizen
verhuisd
Verhuist
verhuis

Slide 14 - Drag question

Maken
Maak opdracht 1 blz. 195

Slide 15 - Slide