This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom!
Wat fijn dat je er bent.
Log gerust vast in!
Slide 1 - Slide
T - LEERLINGEN (maar gok gerust!) De twee formules zijn bijna hetzelfde. Wat is verschillend? Bedrag (€) = 12 + 0,05a Bedrag (€) = 11 + 0,05a
A
Het begingetal
B
Het stijggetal
C
Het daalgetal
Slide 2 - Quiz
T - LEERLINGEN. Bij mijn reistegoed hoort de formule bedrag (€) = 20 - 0,12a. Hierbij is a de afstand in kilometer. Ik hoog mijn reistegoed met 10 euro op. Wat is mijn nieuwe woordformule?
A
bedrag (€) = 10 - 0,12a
B
bedrag (€) = 30 - 0,12a
C
bedrag (€) = 20 - 0,22a
D
bedrag (€) = 20 - 0,02a
Slide 3 - Quiz
T - LEERLINGEN. formule: bedrag (€) = 20 - 0,12a. Hierbij is a de afstand in km. De prijs wordt per kilometer met 1 cent verhoogd. Wat is de nieuwe woordformule?
A
bedrag (€) = 20 - 0,11a
B
bedrag (€) = 20 - 0,13a
C
bedrag (€) = 21 - 0,22a
D
bedrag (€) = 19 - 0,02a
Slide 4 - Quiz
T - leerlingen
Meedoen met lessonup mag!
Anders:
1. Huiswerk nakijken
2. 27, 28 en 29 maken
3. Dit nakijken
4. L4 maken
Slide 5 - Slide
Bas geeft een feestje. Hij besteld een leuke foto als uitnodiging. Hij moet eenmalig €5,00 verzendkosten betalen en €0,50 per foto. Hoeveel moet hij betalen als hij 5 foto's besteld?
A
€2,50
B
€5
C
€7,50
D
€25,50
Slide 6 - Quiz
Woordformule - tabel
Bedrag (€) = 5,00+ 0,50 x aantal kaarten
aantal kaarten
0
1
2
3
bedrag (€)
Slide 7 - Slide
Vast bedrag
Bedrag kaart
Slide 8 - Drag question
Bas koopt 30 kaarten. Hoeveel moet hij betalen? Bedrag (€) = 5 + 0,50 x aantal foto's NOTATIE: ..,.. euro
Slide 9 - Open question
Dennis volgt gitaarlessen. Hij betaald €19,00 per les en eenmalig €9,00 inschrijfkosten. Hoeveel betaald hij voor twee lessen?
A
€19,00
B
€37,00
C
€47,00
D
€56,00
Slide 10 - Quiz
Dennis volgt gitaarlessen. Hij betaald €19,00 per les en eenmalig €9,00 inschrijfkosten. Wat is het vaste bedrag?
A
€9,00
B
€19,00
Slide 11 - Quiz
Dennis volgt gitaarlessen. Hij betaald €19,00 per les en eenmalig €9,00 inschrijfkosten.
Welke woordformule hoort hierbij?
A
bedrag (€)=9 + 19 x aantal lessen
B
bedrag (€)=19 + 9 x aantal lessen
Slide 12 - Quiz
Vul in. Maak gebruik van de woordformule
bedrag (€) = 9 + 19 x aantal lessen
Voor 5 lessen betaald Dennis
..................... + 5 x ......................... = €..........................
9
19
74
104
Slide 13 - Drag question
Dennis neemt 4 lessen. Hoeveel moet hij betalen? NOTATIE ..,.. euro bedrag (€) = 9 + 19 x aantal lessen
Slide 14 - Open question
Vast bedrag
Bedrag per kilo
Slide 15 - Drag question
Hoeveel verdient ze als ze 11 kg plukt? Typ je berekening + het antwoord. Bedrag (€) = 5,80 + 0,75 x aantal kilo
Slide 16 - Mind map
Een rit van 20 minuten kost ..,.. euro
Slide 17 - Open question
Nieuwe begrippen
- Begingetal
- Stijggetal
- Daalgetal
Slide 18 - Slide
Woordformule - tabel - begingetal
Bedrag (€) = 7,50 + 11,50 x aantal lessen
BEGINGETAL - VAST BEDRAG - GETAL ONDER DE 0 (tabel)