8.3 herhaling KT

Welkom!



Wat fijn dat je er bent. 
Log gerust vast in!
1 / 23
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!



Wat fijn dat je er bent. 
Log gerust vast in!

Slide 1 - Slide

T - LEERLINGEN (maar gok gerust!)
De twee formules zijn bijna hetzelfde. Wat is verschillend?
Bedrag (€) = 12 + 0,05a Bedrag (€) = 11 + 0,05a
A
Het begingetal
B
Het stijggetal
C
Het daalgetal

Slide 2 - Quiz

T - LEERLINGEN. Bij mijn reistegoed hoort de formule bedrag (€) = 20 - 0,12a. Hierbij is a de afstand in kilometer. Ik hoog mijn reistegoed met 10 euro op. Wat is mijn nieuwe woordformule?
A
bedrag (€) = 10 - 0,12a
B
bedrag (€) = 30 - 0,12a
C
bedrag (€) = 20 - 0,22a
D
bedrag (€) = 20 - 0,02a

Slide 3 - Quiz

T - LEERLINGEN. formule: bedrag (€) = 20 - 0,12a. Hierbij is a de afstand in km.
De prijs wordt per kilometer met 1 cent verhoogd.
Wat is de nieuwe woordformule?
A
bedrag (€) = 20 - 0,11a
B
bedrag (€) = 20 - 0,13a
C
bedrag (€) = 21 - 0,22a
D
bedrag (€) = 19 - 0,02a

Slide 4 - Quiz

T - leerlingen
Meedoen met lessonup mag!

Anders: 
1. Huiswerk nakijken
2. 27, 28 en 29 maken
3. Dit nakijken
4. L4 maken

Slide 5 - Slide

Bas geeft een feestje. Hij besteld een leuke foto als uitnodiging. Hij moet eenmalig €5,00 verzendkosten betalen en €0,50 per foto. Hoeveel moet hij betalen als hij 5 foto's besteld?
A
€2,50
B
€5
C
€7,50
D
€25,50

Slide 6 - Quiz

Woordformule - tabel




Bedrag (€) = 5,00+ 0,50 x aantal kaarten
aantal kaarten
0
1
2
3
bedrag (€)

Slide 7 - Slide

Vast bedrag
Bedrag kaart

Slide 8 - Drag question

Bas koopt 30 kaarten. Hoeveel moet hij betalen?
Bedrag (€) = 5 + 0,50 x aantal foto's
NOTATIE: ..,.. euro

Slide 9 - Open question

Dennis volgt gitaarlessen. Hij betaald €19,00 per les en eenmalig €9,00 inschrijfkosten.
Hoeveel betaald hij voor twee lessen?
A
€19,00
B
€37,00
C
€47,00
D
€56,00

Slide 10 - Quiz

Dennis volgt gitaarlessen. Hij betaald €19,00 per les en eenmalig €9,00 inschrijfkosten.
Wat is het vaste bedrag?
A
€9,00
B
€19,00

Slide 11 - Quiz

Dennis volgt gitaarlessen. Hij betaald €19,00 per les en eenmalig €9,00 inschrijfkosten.

Welke woordformule hoort hierbij?
A
bedrag (€)=9 + 19 x aantal lessen
B
bedrag (€)=19 + 9 x aantal lessen

Slide 12 - Quiz

Vul in. Maak gebruik van de woordformule
bedrag (€) = 9 + 19 x aantal lessen

Voor 5 lessen betaald Dennis

 ..................... + 5 x ......................... = €..........................
9
19
74
104

Slide 13 - Drag question

Dennis neemt 4 lessen. Hoeveel moet hij betalen? NOTATIE ..,.. euro
bedrag (€) = 9 + 19 x aantal lessen

Slide 14 - Open question

Vast bedrag
Bedrag per kilo

Slide 15 - Drag question

Hoeveel verdient ze als ze 11 kg plukt? Typ je berekening + het antwoord.
Bedrag (€) = 5,80 + 0,75 x aantal kilo

Slide 16 - Mind map

Een rit van 20 minuten kost ..,.. euro

Slide 17 - Open question

Nieuwe begrippen
- Begingetal
- Stijggetal
- Daalgetal

Slide 18 - Slide

Woordformule - tabel - begingetal




Bedrag (€) = 7,50 + 11,50 x aantal lessen

BEGINGETAL - VAST BEDRAG - GETAL ONDER DE 0 (tabel)
aantal lessen
0
1
2
3
bedrag (€)
7,50
19
30,50
42,00

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Zelf proberen
K: Maak opdracht 26 en 27 (bladzijde 171 en 172)
T: leerlingen 27, 28 en 29 maken

Slide 23 - Slide