code deel 2 hoofdstuk 6

code deel 2 hoofdstuk 6
Hoofdstuk 6 taak 1

Culturele activiteiten

Woordenschatquiz
Grammatica (futurum/
scheidbare werkwoorden)
Woordenschat taak 1
Luisteren&Lezen
Spreken


1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 160 min

Items in this lesson

code deel 2 hoofdstuk 6
Hoofdstuk 6 taak 1

Culturele activiteiten

Woordenschatquiz
Grammatica (futurum/
scheidbare werkwoorden)
Woordenschat taak 1
Luisteren&Lezen
Spreken


Slide 1 - Slide

Ik ga op vakantie en ik ga van de zon en de zee_________
A
begrijpen
B
genieten
C
uitspreken
D
uitleggen

Slide 2 - Quiz

Maria is heel vrolijk, ze_______altijd.
A
zorgt
B
verwent
C
lacht
D
rookt

Slide 3 - Quiz

weet_________hoe ik dat moet doen?
A
persoon
B
verlegen
C
iets
D
iemand

Slide 4 - Quiz

Hij heeft geen partner , hij is________
A
getrouwd
B
vrijgezel
C
eerlijk
D
slank

Slide 5 - Quiz

_________week zijn we naar Parijs gegaan.
A
vorig
B
dit
C
dat
D
vorige

Slide 6 - Quiz

Ze hebben geen goede______meer, ze gaan scheiden
A
omgeving
B
liefde
C
relatie
D
karakter

Slide 7 - Quiz

Peter is echt raar en onaardig ,hij maakt altijd_______met de buren
A
lawaai
B
ruzie
C
het huiswerk
D
activiteiten

Slide 8 - Quiz

dat was echt________op het eerste gezicht
A
spontaan
B
liefde
C
vroeger
D
onderwerp

Slide 9 - Quiz

Het futurum : het presens als futurum
(morgen, overmorgen, over twee dagen,volgende week ,volgende maand)

wat doe je mogen?
ik ga morgen naar Utrecht
waar ben je volgende week?
Dan ben ik thuis

gaan + infinitief
wat ga je dit weekend doen?- ik ga mijn ouders bezoeken
wat ga je morgen doen? - ik ga morgen sporten

Slide 10 - Slide

Werk met z'n tweeën!Stel de vragen en beantwoord ze!
Wissel van rol!

1.Wat ga je morgen doen?
2.Ga je iets leuks in het weekend doen?
3.Wanneer ga je trouwen?
4.Wanneer ga je klaar met je studie zijn?
5.Ga je na het werk boodschappen doen of ga je een kopje koffie met je vrienden drinken?
6.Wat ga je na de les doen?
7.Welke activiteiten ga je in de winter/in de zomer doen?
8.Ga je ook de cursus B1 volgen?

Slide 11 - Slide

Scheidbare werkwoorden in de hoofdzin

staan - opstaan  / nemen- meenemen/ komen-aankomen

presens : ik maak mijn huiswerk af
imperfectum : ik maakte mijn huiswerk af
perfectum : ik heb mijn huiswerk afgemaakt

gaan ,kunnen,moeten,mogen ,willen + infinitief !

ik moet morgen mijn huiswerk afmaken
ik wil om 8 uur opstaan

Slide 12 - Slide

Werk met z'n tweeën!Stel de vragen en beantwoord ze!
Wissel van rol!

1. hoe laat sta je elke dag op?
2.Ga je morgen vroeg opstaan?
3.Neem je je boeken mee als je naar de les gaat?
4.Waar vond het concert plaats?
5.heb je jouw project afgemaakt?
6.Hoe laat ben je in Amsterdam aangekomen?
7. Hoe vaak lees je teksten in het Nederlands voor?






Slide 13 - Slide

Opdracht  1 blz.125

werk met z'n drieën ,brainstormen
waar denk je aan bij de volgende woorden?

Lezen opdracht 2

Woordenschat taak 1


Slide 14 - Slide

de discipline : discipline moet er zijn op school
de hobby : heb je veel hobby's?
letten op : ik let op mijn kinderen /let op mijn woorden!
de regisseur : de regisseur van deze film is heel bekend
zowel ..als : zij is zowel mooi als slim
de activiteit : ik maak verschillende activiteiten 
bekend : Van Gogh is een bekende schilder
het concert : het concert vindt op 3 maart plaats
cultureel :  een cultureel centrum
dansen : we dansen en drinken op het feestje
de keuze : een keuze maken


Slide 15 - Slide

de kunst : product van creativiteit
de literatuur : Nederlandse literatuur
het museum = een museum bezoeken
het orkest : in een orkest spelen
reserveren : mag ik een tafel reserveren?
wandelen : ik ga in het park wandelen
de wandeling : een wandeling maken
zingen :  een liedje zingen

Slide 16 - Slide

luisteren  opdracht 3 blz.127

Routines 

Spreken :  6.1& 6.2

Afronden


Slide 17 - Slide