Economisch bekeken - H1.6. Inkomen en beroep - KGT

1.6. Inkomen en beroep (KGT)
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1.6. Inkomen en beroep (KGT)

Slide 1 - Slide

Terugblik

Slide 2 - Slide

Gatentekst
Als je geld over hebt, dan kun je ervoor kiezen om dat geld te
1) _______
. Als je spaart, dan zet je geld opzij voor later. Op dat spaargeld kun je 2) _______ krijgen. Dit is een vergoeding die je krijgt voor het feit dat je geld hebt gespaard. De hoogte van de rente hangt af van de 3) _______ die je kiest. Sommige banken bieden een 4) _______ aan. Dit is een extra hoge rente die je krijgt als je bijvoorbeeld langere tijd spaart of als je een groot bedrag op je spaarrekening hebt staan. Mensen sparen voor grote uitgaven, onverwachte uitgaven of de rente / interest. Dat worden ook wel 5) _______ genoemd. De rente die we krijgen kunnen we berekenen met de volgende formule:
(spaarbedrag : 100) x rentepercentage = rente.

Vul in in de tekst!
  • Sparen
  • Intrest / rente
  • Spaarvorm
  • Bonusrente
  • Spaarmotieven

Slide 3 - Slide

Gatentekst
Als je geld over hebt, dan kun je ervoor kiezen om dat geld te SPAREN. Als je spaart, dan zet je geld opzij voor later. Op dat spaargeld kun je INTREST / RENTE krijgen. Dit is een vergoeding die je krijgt voor het feit dat je geld hebt gespaard. De hoogte van de rente hangt af van de SPAARVORM die je kiest. Sommige banken bieden een BONUSRENTE aan. Dit is een extra hoge rente die je krijgt als je bijvoorbeeld langere tijd spaart of als je een groot bedrag op je spaarrekening hebt staan. Mensen sparen voor grote uitgaven, onverwachte uitgaven of de rente / interest. Dat worden ook wel SPAARMOTIEVEN genoemd. De rente die we krijgen kunnen we berekenen met de volgende formule: (spaarbedrag : 100) x rentepercentage.

Slide 4 - Slide

1.6. Inkomen en beroep (KGT)

Slide 5 - Slide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • aangeven welke inkomstenbronnen er zijn.
  • uitleggen wat de oorzaken zijn van inkomensverschillen.
  • uitleggen welke keuzes je moet maken voor een beroep.
Wat gaan we leren?

Slide 6 - Slide

Soorten inkomsten
Inkomen uit arbeid en bezit lever je een tegenprestatie voor. Voor een inkomensoverdracht lever je geen tegenprestatie.

Slide 7 - Slide

  • Loon is de beloning die je krijgt
      voor je werk.
  • Dat wordt wekelijks, per 4 weken
      of maandelijks op je rekening
      gestort.
  • Één keer per jaar krijg je
      vakantiegeld.
Wat is loon?

Slide 8 - Slide

Waarom verdient niet iedereen hetzelfde?

Slide 9 - Slide

Inkomensverschillen ontstaan door:
  • Langer werken en onregelmatig werken ➡️ meer loon
  • Gevaarlijk werk ➡️ meer loon
  • Hogere opleiding ➡️ meer loon
  • Uitzonderlijk werk (Sporter, acteur) ➡️ meer loon
  • Meer ervaring ➡️ meer loon
  • Hogere leeftijd ➡️ meer loon
Waarom verdient niet iedereen hetzelfde?

Slide 10 - Slide

Droombaan

Slide 11 - Slide

VRAGEN?

Slide 12 - Slide

OPDRACHTEN
  • Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) op
     pagina 28 en 29 individueel!
  • Klaar? Ga dan aan de slag met de rekentrainer van paragraaf 2 en 3








Slide 13 - Slide

QUIZ

  1. Noem één voorbeeld van inkomsten uit arbeid
  2. Noem één reden waarom niet iedereen hetzelfde verdient.
  3. Noem één voorbeeld van inkomsten uit bezit.
  4. Noem één reden waarom mensen werken!
  5. Noem één voorbeeld van overdrachtsinkomen
  6. Goed loon krijgen vinden mensen belangrijk. Wat vinden mensen nog meer belangrijk bij het kiezen van werk?

Slide 14 - Slide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken opgaven 1 t/m 5, 6, 8, 9, 10 en 11 van hoofdstuk 1.6 inkomen en beroep op bladzijde 28 t/m 31.

Huiswerk

Slide 15 - Slide

Bedankt en fijne dag!

Slide 16 - Slide