wk 20 les 1+2

       Welkom allemaal! 
Ga zitten en pak je leesboek erbij. We beginnen met tien minuten stillezen. 

Let op! Wie is de hoofdpersoon uit jouw verhaal en wat maakt hij/zij door? Dit kan ik je zo vragen, daarom is het belangrijk dat je aandachtig leest. 
Veel leesplezier! ;)

timer
10:00
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

       Welkom allemaal! 
Ga zitten en pak je leesboek erbij. We beginnen met tien minuten stillezen. 

Let op! Wie is de hoofdpersoon uit jouw verhaal en wat maakt hij/zij door? Dit kan ik je zo vragen, daarom is het belangrijk dat je aandachtig leest. 
Veel leesplezier! ;)

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Wat we gaan doen vandaag:
- Lezen + even met elkaar praten over jouw boek
- Raadgedicht
- Waar zijn we gebleven? Stand van zaken
- Woordweb Lessonup
- Uitleg 4.3
- Samen opdrachtje maken
- Zelf aan de slag

Slide 2 - Slide

Wat lees jij? 
- Welk boek? 
- Kun je vertellen waar jouw boek over gaat? 
- Wie is de hoofdpersoon? 
- Wat vind je van hem/haar/..?

Slide 3 - Slide

Raadgedicht

Slide 4 - Slide

Stand van zaken: waar zijn we gebleven?
- Neem de komende lessen boek A en B mee
- Verder met Lezen en Schrijven 
- Toets Lezen en Schrijven in de week van 6 juni (meer info volgt)

Slide 5 - Slide

Wat betekent amuseren?

Slide 6 - Open question

Wat betekent informeren?

Slide 7 - Open question

Doelen van de les
- ik kan de tekstdoelen informeren en amuseren herkennen
- ik kan instructies herkennen
- ik kan het tekstverband van tijdsvolgorde herkennen
- ik kan verwijswoorden herkennen

Slide 8 - Slide

  • Tekstdoel: Wat is het doel van de schrijver?
 
  • Doel = Wat de schrijver met de tekst wil bereiken bij de lezer

Slide 9 - Slide

Informeren en amuseren
• Informeren = de lezer informatie geven (nieuwsbericht, schoolboek)




• Amuseren = de lezer vermaken (leesboek, stripverhaal)
- Als je weet wat het tekstdoel is, weet je voordat je gaat lezen al een beetje wat je van de tekst kan verwachten.

Slide 10 - Slide

Hoe herken je een amuserende tekst?
- Humor: grapjes, woordspelingen
- Soms verhalende elementen: verhaallijn, personages die een ontwikkeling doormaken
- Levendig
- Kort en bondig
- Plaatjes

Slide 11 - Slide

Hoe herken je een informerende tekst?
- Een duidelijke titel die het onderwerp aangeeft, bijvoorbeeld bij biologie: 'Hoe werkt fotosynthese?'

- Objectief: op feiten gebaseerd, zonder meningen of oordelen van anderen

- Een duidelijke opbouw: inleiding – middenstuk – slot

Slide 12 - Slide

Wat voor soort woorden geven een verband tussen woorden, zinnen of alinea’s aan?
A
verwijswoorden
B
werkwoorden
C
signaalwoorden
D
persoonlijke voornaamwoorden

Slide 13 - Quiz

Er zijn ook signaalwoorden die een tijdsvolgorde aangeven. Deze woorden vertellen je in welke volgorde gebeurtenissen plaatsvinden.
Geef een of meer voorbeelden:

Slide 14 - Open question

Voorbeelden van juiste signaalwoorden die een tijdsvolgorde aangeven:


eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, tenslotte

Slide 15 - Slide

Verwijswoorden
- Verwijswoorden: verwijzen naar één of meerdere woorden in de tekst of in de zin.  

> maken teksten duidelijker en gemakkelijker te begrijpen door herhaling te voorkomen en de tekst vloeiender te maken

> helpen de samenhang en structuur van een tekst te versterken

Slide 16 - Slide

Voorbeeld



"Tim verloor zijn portemonnee, maar gelukkig vond hij hem snel terug onder zijn bed."



Slide 17 - Slide

"Tim verloor zijn portemonnee, maar gelukkig vond hij hem snel terug onder zijn bed."
-> In deze zin verwijzen de verwijswoorden "hem" en "zijn" terug naar "zijn portemonnee" en "Tim". Ze voorkomen herhaling van de namen en maken de zin vloeiender.

Slide 18 - Slide

Samen opdracht 2 maken
Pak allemaal je B-boek voor je op bladzijde 19 > paragraaf 4.3

a. Leg uit wat een tekstdoel is
b. Als informeren het doel is van de schrijver, wat is dan jouw doel als lezer? 
c. Wat is je leesdoel als je een nieuwsbericht leest?
d. In welke twee paragrafen van Talent  vind je vooral teksten die bedoeld zijn om te amuseren? 
e. - 


Slide 19 - Slide

Zelf aan de slag
Maken opdracht 3 t/m 9 in de les (blz. 19-21) par 4.3

Huiswerk weektaak:  3 t/m 9 + 10, 13, 14, 17, 18, 19 en 20
* havo extra: 21


Slide 20 - Slide

Afsluiten
Wat gaat goed? 
Waar zou je het komende uur nog aan willen werken?

Slide 21 - Slide

Pauze 

Slide 22 - Slide

Wat we gaan doen
Tweede lesuur
- jeugdjournaal kijken
- uitleg JIJ-toetsen
- verder met opdrachten en huiswerk 
- ben je klaar? 
- spelletje: ik ga op reis en ik neem mee

Slide 23 - Slide

Jeugdjournaal kijken

Slide 24 - Slide

JIJ-toetsen
- Wat is het? Een soort 'toets' om te kijken waar je staat op het gebied van lezen en taalverzorging
- Wanneer? morgen en volgende week woensdag tijdens de les Nederlands.
- Wat heb je nodig? Ipad en oortjes. Neem ze mee!

Slide 25 - Slide

Zelf aan de slag
Maken opdracht 3 t/m 9 in de les (blz. 19-21)

Huiswerk: 10, 13, 14, 17, 18, 19 en 20
* havo extra: 21

Wat als je klaar bent? Lezen in je leesboek :)


Slide 26 - Slide

Spelletje
Wie is het?

Slide 27 - Slide