LJ1 5.3 Oren en ogen - LJ2 5.3 Variatie in genotype

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 5.3
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 5.3
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
LJ 1: Pak je boek van biologie en laat deze nog even dicht op je tafel liggen.

LJ 2: Lees de theorie van paragraaf 5.3 in stilte goed door. Vanaf blz 122. Maak daarna de samenhang op blz 131.

Huiswerk controle


Slide 2 - Slide

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
Aan het einde van de les:
- kun je de delen van het oor benoemen met hun functie
- kun je de bouw en werking van het oog beschrijven

Leergebiedoverstijgende doelen:
Reflecteren
- Schat in wat nodig is om een leerdoel te beheersen 
- vertel wat de waarde is van de opdracht voor jezelf
Zelfstandig leren
- Zet je voor langere tijd in voor werk wat je moeilijk vindt, niet leuk vindt of als je afgeleid bent
- Reflecteer tijdens het werken op je gemaakte werk, door na te kijken, verbeteren en te bepalen welke doelen nog geoefend moeten worden

Slide 3 - Slide

3. Mini-check + arrangementen
Verdiept arrangement --> 8 of hoger:
Niemand

De rest doet mee met de mini-check.

Slide 4 - Slide

Welk orgaan vangt trillingen op?
A
Oren
B
Ogen
C
Huid
D
Tong

Slide 5 - Quiz

Niet alle mensen hebben dezelfde kleur ogen, welk deel van het oog bepaald de kleur?
A
netvlies
B
kleurbandjes
C
pupil
D
iris

Slide 6 - Quiz


Met welk onderdeel van het oog kun je het oog alle kanten opdraaien?
A
Glasachtig lichaam
B
Vaatvlies
C
Pupil
D
Oogspier

Slide 7 - Quiz

Via welk onderdeel van je oog komt het licht in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Oogwit

Slide 8 - Quiz

Wie maakt wat?

Had je alle vragen goed, dan ga je zelfstandig aan de slag. Je maakt opdracht 1 t/m 4 op blz 95 t/m 97.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 9 - Slide

Begrippen uit de paragraaf

oorschelp - gehoorgang
trommelvlies - trommelholte - gehoorbeentjes
slakkenhuis - gehoorzenuw - buis van Eustachius
harde oogvlies - iris - hoornvlies - traanklieren - wimpers
oogspieren - glasachtig lichaam 
vaatvlies - netvlies - oogzenuw - gele vlek - blinde vlek
bijziend - verziend - holle lenzen - bolle lenzen



Slide 10 - Slide

Bouw van het oor
(buitenkant)

Vangt geluiden op uit de lucht.

Geluiden zijn trillingen in de lucht.

Slide 11 - Slide

Trillingen
Geluid bestaat uit trillingen. Deze trillingen komen door de lucht heen in jouw oor. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Bouw van het oor (binnenkant)

Slide 14 - Slide

Omzetten
  • De ___________geven de trillingen door aan het ___________.
  • In het slakkenhuis zitten zintuigcellen die de trillingen omzetten in impulsen.
  • De impulsen gaan door de gehoorzenuw naar de hersenen toe.
Versterking
De trillingen worden versterkt door de gehoorbeentjes
Ontvangen
De lucht trillingen worden ontvangen door de __________, daarna het _________ en komt dan de _________ tegen. Die trilt mee

Slide 15 - Drag question

Buitenkant van het oog

Slide 16 - Slide

De binnenkant van een oog
Aan het harde oogvlies zitten oogspieren vast (zie afbeelding). De oogspieren draaien de ogen in de richting waarin je kijkt.


Slide 17 - Slide

Bouw van het oog: binnenkant
Licht valt op
gele vlek


Blinde vlek =
oogzenuw

Slide 18 - Slide

Bijziend

Slide 19 - Slide

Verziend

Slide 20 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Had je alle vragen van de mini-check fout, dan maken we samen opdracht 1 en 2 

Slide 21 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 4 op blz 95 t/m 97.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna maak je de inzichtsvragen op blz 98/99 
timer
1:00

Slide 22 - Slide

2. Lesdoel
Aan het einde van de les:
- Kun je omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat
- kun je omschrijven wat mutatie is

Leergebied overstijgende doelen:
Reflecteren
- Schat in wat nodig is om een leerdoel te beheersen 
- vertel wat de waarde is van de opdracht voor jezelf
Zelfstandig leren
- Zet je voor langere tijd in voor werk wat je moeilijk vindt, niet leuk vindt of als je afgeleid bent
- Reflecteer tijdens het werken op je gemaakte werk, door na te kijken, verbeteren en te bepalen

Slide 23 - Slide

3. Mini-check
Verdiept arrangement (gemiddeld een 8 of hoger): 
Niemand

De rest doet mee met de mini-check!

Slide 24 - Slide

De informatie van twee chromosomen op een genenpaar kan verschillend zijn.
A
Juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

Kan iemand een gen voor stijl haar hebben en een gen voor krullend haar?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quiz

Wat is een mutatie?
A
Een verandering in het fenotype
B
Een verandering in het genotype

Slide 27 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van mutagene invloeden
A
Radioactieve straling
B
UV-straling
C
Asbest
D
CO2

Slide 28 - Quiz

Wie maakt wat
Had je alle vragen van de mini-check goed, dan maak je de opdrachten zelfstandig.
Opdracht 1 t/m 4 op blz 125/126

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 29 - Slide

Genenpaar
- Chromosomen liggen in paren in een lichaamscel (dus genen ook)
- Chromosomen zijn enkelvoudig in geslachtscellen (dus genen ook)

- Je ouders hebben verschillende eigenschappen (bv vader bruine ogen, moeder blauwe ogen)
- Bij de bevruchting krijgt je van elke ouder één chromosoom.
- Daardoor kan informatie verschillend zijn.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Variatie in genotype
- Welk gen terecht komt in een geslachtscel is toeval.
- Er zijn veel verschillende combinaties. 
- Daardoor ontstaat bij geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen. 
- En dus verschillen in fenotype

Slide 32 - Slide

Mutatie
  • Foutje/ beschadiging door celdeling -> hierdoor verandert de informatie voor een erfelijke eigenschap. 
  • Plotselinge verandering: mutatie  (gemuteerd = veranderd)

- Organisme waar je mutatie ziet is een mutant.
- Bv albino (geen pigment)


Slide 33 - Slide

Mutagene invloeden
  •  Sommige soorten straling kunnen zorgen voor mutaties. 
  •  Bijvoorbeeld: radioactieve straling, uv-straling en röntgenstraling.

  • Sommige chemische stoffen kunnen voor mutaties zorgen. 
  • Bijvoorbeeld: asbest, stoffen in sigarettenrook.



Mutageen = kan mutaties veroorzaken en kunnen kankerverwekkend zijn

Slide 34 - Slide

Kanker
  • Soms vinden er mutaties plaats in genen die de celdeling in je lichaam regelen. Het gaat zich dan ongeremd delen, waardoor er een tumor/gezwel ontstaat. 
  • Snelgroeiend gezwel en snelle deling van cellen: kanker
  •  Uitzaaiing: wanneer cellen van tumor in je bloed terecht komen.

Slide 35 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Had je alle vragen van de mini-check fout?

Dan maak je samen met de leerkracht opdracht 1 en 2!

Slide 36 - Slide

6. Instructie
Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 4 op blz 125/126



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna maak je de inzichtsvragen op blz 126 t/m 129
timer
1:00

Slide 37 - Slide

7. Evaluatie LJ1
Hoe ging de les?
Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?
Heb je nog ergens vragen over? 

- kun je de delen van het oor benoemen met hun functie?
- kun je de bouw en werking van het oog beschrijven?

Slide 38 - Slide

7. Evaluatie LJ2
Hoe ging de les?
Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?
Heb je nog ergens vragen over? 

- Kun je omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat?
- kun je omschrijven wat mutatie is?




Slide 39 - Slide

Huiswerk
LJ1:                                                         LJ2
Woensdag 9 februari.                   Woensdag 9 februari.
5.3 opdracht 1 t/m 4                       5.3 opdracht 1 t/m 4




Slide 40 - Slide