4T - Reading (Testweek practice)

Today
1. Reading Practice

2. Crime/Law Vocabulary
TO DO:

Practice for testweek

Lesson goal: At the end of the class you know what to expect for your English test + you know some English words associated with the law
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Today
1. Reading Practice

2. Crime/Law Vocabulary
TO DO:

Practice for testweek

Lesson goal: At the end of the class you know what to expect for your English test + you know some English words associated with the law

Slide 1 - Slide

Stappenplan tekstverklaren: 
  • Stap 1: Oriënteren
  • Stap 2: Lees de vraag (& antwoorden)
  • Stap 3: Lees de tekst
  • Stap 4: Beantwoord de vraag

Slide 2 - Slide

Stap 1: Oriënteren
A. Lengte
- Tijd inschatten (hoe lang doe ik over deze tekst?)
- Tekst helemaal lezen of alleen alinea's?

B. Titel
- Geeft al informatie over de tekst

C. Afbeeldingen
- Helpen om de tekst te begrijpen

D. Auteur (schrijver) & Bron (wat voor soort tekst is het?)
- Helpt bij het inschatten van het genre
- Wat weet je al van het onderwerp?

Slide 3 - Slide

Stap 2: Lees de vraag (& antwoorden)
Vraagsoorten: 
  1. Multiple choice (meerkeuze)
  2. Invulvraag 
  3. Open vraag
  4. Citeren
  5. True or False? Juist of Onjuist?

Slide 4 - Slide

Stap 3: Lees de tekst
A. Korte tekst: 
- Lees de tekst helemaal
- Markeer signaalwoorden (belangrijke woorden)
- Markeer begrippen of namen uit de vraag

B. Lange tekst:  
- Lees de alinea/het tekstgedeelte (die je nodig hebt bij de vraag)
- Lees de eerste en de laatste zin van de alinea goed (staan vaak aanwijzingen in)
- Markeer signaalwoorden
- Markeer begrippen of namen uit de vraag


Slide 5 - Slide

Stap 4: Beantwoord de vraag
Begrijp je de tekst? 
Ja --> ga naar de vraag en beantwoord deze. 
Nee --> skim/lees de tekst nogmaals en zoek woorden op in het woordenboek. 

Slide 6 - Slide

Vraagsoorten:
--> 

Slide 7 - Slide

1. Multiple choice(meerkeuze)
  • Stap 1: Lees de vraag en probeer deze te begrijpen (woordenboek kun je gebruiken)
  • Stap 2: Lees de antwoorden en probeer deze te begrijpen (woordenboek kun je gebruiken)
  • Stap 3: Lees de tekst of alinea (stap 2 en 3 mag je omdraaien)
  • Stap 4: Kies een antwoord! Als je het antwoord niet gelijk weet kun je: 
      - Wegstrepen: wat is het sowieso niet?
      - Nog geen antwoord? Lees de tekst nog een keer.

Tip: soms is het goed om in je hoofd een antwoord op de vraag te bedenken, vóórdat je de antwoordmogelijkheden hebt bekeken. Staat je antwoord uit je hoofd dan tussen de meerkeuzeantwoorden, dan weet je al bijna zeker dat je antwoord moet kloppen. Kies het antwoord dat het dichts bij jou eigen antwoord ligt. 

Slide 8 - Slide

2. Invulvraag (deze krijg je op deze toets niet)
  • Stap 1: Lees de vraag en de antwoorden/opties. Zorg ervoor dat je de betekenis en de relatie van de zin goed snapt. Gebruik eventueel een woordenboek. 
    Bijv. Because = omdat  --> geeft een reden aan.
  • Stap 2: Lees de tekst of alinea. Bedenk voor jezelf alvast de relatie tussen het tekst gedeelte voor en na de invulzin. 
    Bijv. Alinea 1 legt een begrip uit. De invulzin staat aan het begin van alinea 2. Alinea 2 geeft een voorbeeld van dit begrip. De relatie tussen alinea 1 en 2 is begrip - voorbeeld.
  • Stap 3: Kies nu het passende (signaal)woord. Lukt dit nog niet? 
      - Streep de (signaal)woorden weg die zeker weten niet passen. 
      - Laat deze vraag even liggen tot het einde van de tekst. Als je de tekst eenmaal helemaal gelezen en begrepen hebt, dan is het makkelijker om deze vraag in te vullen. 

Slide 9 - Slide

3. Open vraag
  • Stap 1: Kijk goed in welke taal je de open vraag moet beantwoorden (Engels of Nederlands?)
  • Stap 2: Lees de vraag nauwkeurig en bedenk goed wat er van je gevraagd wordt. 
  • Stap 3: Lees de tekst of alinea
  • Stap 4: Beantwoord de vraag kort en bondig

Slide 10 - Slide

4. Citeren
  • Stap 1: Lees de vraag nauwkeurig en bedenk goed wat er van je gevraagd wordt. 
  • Stap 2: Lees de tekst of alinea nauwkeurig
  • Stap 3: Citeer het gedeelte van de tekst waarin het antwoord wordt genoemd. 
      - Vaak wordt in de vraag aangegeven hoe je dit moet doen (bijv. citeer de eerste twee woorden van de zin)
      - Zo niet, schrijf dan de eerste en de laatste twee woorden van het tekstgedeelte op. 

Slide 11 - Slide

5. True or False? Juist of Onjuist?
  • Stap 1: Lees bij de vraag goed wat je moet doen
      - Taal (Engels of Nederlands)
      - Formuleren: wel/niet of juist/onjuist (welk woord moet je opschrijven)
  • Stap 2: Lees de antwoorden door
      - Bedenk alvast de Engelse termen voor de Nederlandse in de vraag, zodat je gericht in de tekst kan zoeken. 
  • Stap 3: Lees de tekst of alinea
  • Stap 4: Beantwoord de vraag

Slide 12 - Slide

Your turn to try:

Read 2 texts and answer the questions.
You will get 10 minutes 
timer
0:20

Slide 13 - Slide