1 hv- kloktijden- herhaling haben en sein

Herzlich willkommen!
Sofort anmelden, bitte!

LessonUp.app
Buch auf den Schreibtisch legen, 
bitte!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herzlich willkommen!
Sofort anmelden, bitte!

LessonUp.app
Buch auf den Schreibtisch legen, 
bitte!

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
- Die Lernziele
- HW bespreken
Die Zahlen
- Die Uhrzeit: wie spät es?
- quizizz: haben/ sein
- Sind die Ziele erreicht? 
- Hausaufgaben

Slide 2 - Slide

Mein Lernziel!

Am Ende dieser Stunde:
  1. kan ik de kloktijden in het Duits zeggen.
  2. weet ik wanneer ik een zelfstandig naamwoord moet met een hoofdletter schrijfen.


Slide 3 - Slide

Lernliste
der
die
das

Slide 4 - Slide

Welke woorden in welke rij?
der
die
das

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wir zählen die Zahlen auf. 
Wij gaan om de beurt de telwoorden opnoemen.

Slide 7 - Slide

Die Lernziele:



Ik kan in het Duits vragen
hoe laat het is.

Ik kan in het Duits zeggen
hoe laat het is.

Slide 8 - Slide

Wortschatz: Die Zeit
die Zeit                                       de tijd
die Stunde                                het uur
die Uhr                                        uur
Wie spät ist es?                       Hoe laat is het?  
Es ist...                                         Het is....



Slide 9 - Slide

Hoe zeg je in het Duits "hoe laat is het?" 

Wie spät ist es?
Wie viel Uhr ist es?

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Stunde
    und     Uhr
2 woorden voor uur:
Wat is het verschil?
Die Uhr: de klok, de horloge, uur
Het woord Uhr geeft een tijdstip aan. Bv. "Het is 12 uur": "Es ist 12 Uhr” 

Die Stunde: het uur, het lesuur
"Eine Stunde hat 60 Minuten."
Het woord Stunde duidt dan weer een tijdsduur aan. 
Bv. “Ich warte hier schon eine halbe Stunde.: "Ik wacht hier al een half uur.” 
 


Slide 12 - Slide

Let op!
Ein Uhr 
Viertel nach/vor eins

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wie spät ist es?

A
Es ist fünf nach zwei.
B
Es ist fünf Uhr.
C
Es ist Viertel vor zwei.

Slide 15 - Quiz

Wie spät ist es?

A
Es ist zehn Uhr.
B
Es ist halb sechs.
C
Es ist Viertel vor sieben.

Slide 16 - Quiz

Wie spät ist es?

A
Es ist elf Uhr.
B
Es ist Viertel nach zwei
C
Es ist Viertel vor sechs.

Slide 17 - Quiz

Wie spät ist es?

A
Es ist neun Uhr .
B
Es ist fünf vor halb zehn.
C
Es ist halb eins.

Slide 18 - Quiz

Wanneer schrijf je een Duits woord met een hoofdletter?

Slide 19 - Open question

Wel of geen hoofdletter?
A
der junge
B
der Junge

Slide 20 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
Deutschland
B
deutschland

Slide 21 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
grün
B
Grün

Slide 22 - Quiz

Wat is niet met een hoofdletter?
A
Begin van de zin
B
Namen
C
Zelfstandige naamwoorden (ding/persoon)
D
Bijvoeglijke naamwoorden (omschrijving)

Slide 23 - Quiz

Wat moet met een hoofdletter?
A
werkwoorden en namen
B
werkwoorden en zelfstandige naamwoorden
C
Zelfstandige naamwoorden en namen van mensen/dieren
D
aan het eind van de zin

Slide 24 - Quiz

Lesdoel behaald?
Ik kan de kloktijden in het Duits zeggen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Lesdoel behaald?
Ik weet wanneer ik een zelfstandig naamwoord moet met een hoofdletter schrijfen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

m. Kap 3  Aufgaben
5 bis zum 12
Lernliste Kap. 3 N-D
gram. Toets Kap. 2 haben,sein en werden

Slide 27 - Slide