Bijwoordelijke bepaling H2

Een bijwoordelijke bepaling:
A
geeft o.a. antwoord op vragen: waar? en wanneer?
B
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
C
is alles dat overblijft nadat je ng/wg, o, lv en mv hebt gevonden
D
bepaalt het bijwoord dat je moet gebruiken
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Een bijwoordelijke bepaling:
A
geeft o.a. antwoord op vragen: waar? en wanneer?
B
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
C
is alles dat overblijft nadat je ng/wg, o, lv en mv hebt gevonden
D
bepaalt het bijwoord dat je moet gebruiken

Slide 1 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Gisteren hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
we
B
hebben behandeld
C
de bijwoordelijke bepaling
D
gisteren

Slide 2 - Quiz

Sleep de bijwoordelijke bepaling(en) naar het vlak!
bijwoordelijke bepaling
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Joey
uitgeleend.

Slide 3 - Drag question

Sleep de bijwoordelijke bepaling(en) naar het vlak!
Bijwoordelijke bepaling(en)
Ik
nooit
heb
gewonnen.
met de andere quizzen

Slide 4 - Drag question

Sleep de bijwoordelijke bepaling(en) naar het vlak!
Bijwoordelijke bepaling(en)
Ik
mijn huiswerk
heb
af.
bijna altijd

Slide 5 - Drag question

Sleep de bijwoordelijke bepaling(en) naar het vlak!
Vanmorgen
ging
de buurman
over straat

Slide 6 - Drag question

lijdend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
onderwerp
bijwoordelijke bepaling
werkwoordelijk gezegde
Hij 
viert
zijn verjaardag
dit weekend.
inderdaad

Slide 7 - Drag question

In elke zin staat een bijwoordelijke bepaling.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Rico : Een zin kan meer dan een bijwoordelijke bepaling
hebben.

Raya : Het woord 'niet' is in een zin altijd een bijwoordelijke
bepaling.
A
Rico en Raya hebben beide gelijk.
B
Rico en Raya hebben beide ongelijk.
C
Rico heeft gelijk; Raya niet.
D
Raya heeft gelijk; Rico niet.

Slide 9 - Quiz

Wat is in de volgende zin de bijwoordelijke bepaling?
"Vandaag hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld."
A
Vandaag
B
we
C
de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld

Slide 10 - Quiz

Een bijwoordelijke bepaling:
A
is een overgebleven zinsdeel
B
staat bijna nooit in een zin
C
kun je vinden als je het gezegde hebt gevonden
D
valt niet onder zinsdelen

Slide 11 - Quiz

Je vindt bijwoordelijke bepalingen door vraagwoorden te gebruiken, zoals:
A
de, het, een
B
waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee
C
ik, jij, zij, hem
D
wie, wat

Slide 12 - Quiz