formatieve toets planten

Een vaatbundel bestaat uit ...
A
houtvaten en nerfvaten
B
bastvaten en suikervaten
C
houtvaten, suikervaten en nerfvaten
D
bastvaten en houtvaten
1 / 37
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Een vaatbundel bestaat uit ...
A
houtvaten en nerfvaten
B
bastvaten en suikervaten
C
houtvaten, suikervaten en nerfvaten
D
bastvaten en houtvaten

Slide 1 - Quiz

Dit zijn cellen uit een blad, kunnen deze cellen aan fotosynthese doen?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quiz

Vaatbundels vormen de nerven van een blad.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Fotosynthese is..
A
Water + koolstofdioxide + licht > glucose + zuurstof
B
H20 + CO2 + licht > C6H1206 + 6 O2
C
Glucose + zuurstof > koolstofdioxide + water + warmte

Slide 4 - Quiz

de plantencel is stevig door
A
de celmembraan
B
de celwand
C
de vacuole
D
de celwand en vacuole

Slide 5 - Quiz

welke liggen aan de binnenkant van de vaatbundel??
A
bastvaten
B
houtvaten

Slide 6 - Quiz

In de afbeelding zie je links een geopend huidmondje en rechts een gesloten huidmondje.

Wat is waar over deze afbeelding?
A
Het huidmondje is geopend als er sprake is van turgor in de sluitcellen
B
Bij een tekort aan water zal het huidmondje open staan.
C
Osmose speelt geen rol bij het openen en sluiten van huidmondjes.
D
Bij geopende huidmondjes vindt er uitwisseling plaats van O2 en N2

Slide 7 - Quiz

Welke zitten aan de buitenkant in een vaatbundel?
A
Bastvaten
B
Houtvaten

Slide 8 - Quiz

Bij fotosynthese ....
A
Nemen planten zuurstof op en geven CO2 af
B
Nemen planten koolstof op en geven zuurstof af
C
Nemen planten C02 op en geven zuurstof af
D
nemen planten koolstof op en geven CO2 af

Slide 9 - Quiz


Wat is een huidmondje, en waar vind je ze?
A
een kleine opening, in de huid van dieren.
B
een kleine opening, in de wortels van een plant.
C
een kleine opening, in de bladeren van een plant. (aan de onderkant)
D
huidmondjes bestaan niet.

Slide 10 - Quiz

Kijk goed naar de afbeelding. Dit is een doorsnede van een deel van een blad. Wat is waar over deel R in dit blad?
A
Bij R bevindt zich transportweefsel, dit zijn de houtvaten
B
Bij R bevindt zich transport weefsel, dit zijn hout- en bastvaten
C
Bij R bevindt zich transportweefsel, dit zijn bastvaten

Slide 11 - Quiz

Wat is de functie van bladgroenkorrels?
A
Die maken het blad groen
B
Die doen aan fotosynthese
C
Die zorgen voor stevigheid
D
Die houden bacteriën tegen

Slide 12 - Quiz

Waarmee toon je zetmeel aan ?
A
Jodium
B
Glucose
C
Flolium
D
Sodium

Slide 13 - Quiz

Bestudeer de tekening van de ontkieming van een plant.
Waardoor worden de zaadlobben bij de ontkieming steeds kleiner en vallen ze af?

A
In de zaadlobben zit reservevoedsel en de plant heeft geen voedsel meer nodig.
B
In de zaadlobben zit water en de plant neemt nu water op met de wortels.
C
In de zaadlobben zit reservevoedsel dat gebruikt is tijdens het ontkiemen.
D
Ze vallen niet af, ze groeien uit tot grote bladeren

Slide 14 - Quiz

Je ziet een vlinder bij een bloem. Waarom vliegen vlinders van bloem naar bloem?
A
Om de plant te bevruchten
B
Om nectar te drinken
C
Om zaden te verspreiden

Slide 15 - Quiz

Wat is organische stof
A
glucose
B
zuurstof
C
water
D
eiwitten

Slide 16 - Quiz

Deze bloem heeft....
A
Alleen maar stampers
B
Alleen maar meeldraden
C
Meeldraden en een stamper
D
Geen meeldraden en ook geen stampers

Slide 17 - Quiz

Is dit een organische
of anorganische stof?
A
Organische
B
Anorganisch

Slide 18 - Quiz

Wat is de functie van de houtvaten?
A
Het vervoeren van water met mineralen vanuit de wortels.
B
Het vervoeren van voedingsstoffen vanuit de bladeren

Slide 19 - Quiz

Tijdens de ontkieming neemt de plant water op
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Wat is de functie van een wortelhaar?
A
Geeft stevigheid aan de plant.
B
Geeft warmte aan de plant.
C
Beschermt de plant tegen vraat.
D
Neemt water en mineralen op.

Slide 21 - Quiz

De bloem van P is?
De bloemen van Q zijn?
A
P Eenslachtig Q Tweeslachtig
B
P Tweeslachtig Q Eenslachtig
C
P Eenslachtig Q Eenslachtig
D
P Tweeslachtig Q Tweeslachtig

Slide 22 - Quiz

welke drie functies hebben assimilatie producten ?
A
Brandstof, bouwstof en reservevoedsel
B
zuurstof, glucose , brandstof
C
Water, licht, zuurstof
D
vetten, suikers, groei

Slide 23 - Quiz

Welke bloem is (of welke bloemen zijn) insectenbloem(en)?
A
Bloem 1
B
Bloem 2
C
Bloem 3
D
Geen van de drie bloemen

Slide 24 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van ongeslachtelijke voortplanting?
A
Knollen
B
Bestuiving
C
Stekken
D
Bollen

Slide 25 - Quiz

Wat is ongeslachtelijke voortplanting
A
Wanneer en een nieuwe plant groeit uit een zaadje
B
Wanneer er een nieuwe plant groeit uit een deel van een plant

Slide 26 - Quiz

Bastvaten
In welke richting verloopt het transport in bastvaten?

A
Van de bladeren naar de wortels.
B
Van de bladeren naar alle delen van de plant.
C
Van de wortels naar de bladeren
D
Van de wortels naar alle delen van de plant.

Slide 27 - Quiz

Wat betekent assimilatie
A
Het maken van anorganische stoffen
B
Het afbreken van stoffen
C
Het maken van energierijke stoffen door organismen
D
Het afbreken van organische stoffen waardoor energie vrij komt.

Slide 28 - Quiz

Organische stoffen zijn
A
energierijk
B
energiearm

Slide 29 - Quiz

Verbranding is ...
A
glucose + zuurstof = koolstofdioxide + water
B
koolstofdioxide + water = glucose + zuurstof
C
koolstofdioxide + glucose = zuurstof + water
D
glucose + water = koolstofdioxide + zuurstof

Slide 30 - Quiz

Wie doen er aan verbranding?
A
Alleen planten
B
Alleen dieren
C
Planten en dieren
D
Alle levende organismen

Slide 31 - Quiz

Bij verbranding...
A
verbruik je energie
B
krijg je energie
C
kost energie
D
kom energie vrij

Slide 32 - Quiz

Voor fotosynthese heeft de plant alleen maar anorganische stoffen nodig
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Wat is bestuiving?
A
Als stuifmeelkorrels op de stempel komen van dezelfde soort
B
als eicellen op de stempel terecht komen

Slide 34 - Quiz

Is dit een eenjarige, tweejarige of vaste plant?
A
Eenjarige plant
B
Tweejarige plant
C
Vaste plant

Slide 35 - Quiz

Bij zaadplanten vindt eerst bevruchting plaats, daarna bestuiving.
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quiz

Deze bloem is een ...
A
Insectenbloem
B
Windbloem
C
Weet ik niet
D
-

Slide 37 - Quiz