Spelling en formuleren-vervolg

Grammatica en een beetje spelling
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Grammatica en een beetje spelling

Slide 1 - Slide

Schrijf de vragende voornaamwoorden op

Slide 2 - Open question

Schrijf de aanwijzende voornaamwoorden op

Slide 3 - Open question

Welke woordsoort is

nu -morgen -straks - toen - erg -

Slide 4 - Open question

welke woordsoort is

veel - weinig - middelste - laatste

Slide 5 - Open question

Maak een zin met:
onderwerp met een eigennaam,
lijdend vw met een bijvoeglijke bepaling, bijwoordelijke bepaling met een bijvoeglijke bep.

Slide 6 - Open question

Een groepje leerlingen ....... nog niet naar de woordenlijst op pag. 194 gekeken
A
heeft
B
hebben

Slide 7 - Quiz

Slechts de helft van de ondervraagden .... de enquete ingevuld.
A
heeft
B
hebben

Slide 8 - Quiz

Hij draagt een .... ring.
A
goude
B
gouden

Slide 9 - Quiz

Zij houdt van .... biefstuk.
A
gebakke
B
gebakken

Slide 10 - Quiz

Het hondje staat te kwispelen.

een ....... hondje
A
kwispelende
B
kwispelend

Slide 11 - Quiz

de hond heeft zijn pootje gebroken

het .... pootje
A
gebroke
B
gebroken

Slide 12 - Quiz

het meervoud van

kantine
A
kantines
B
kantine's

Slide 13 - Quiz

het meervoud van

kopje
A
kopje's
B
kopjes

Slide 14 - Quiz

het meervoud van

foto
A
foto's
B
fotos

Slide 15 - Quiz

het meervoud van

opa
A
opas
B
opa's

Slide 16 - Quiz

het meervoud van

taxi
A
taxi's
B
taxis

Slide 17 - Quiz

het meervoud van

saté
A
satés
B
saté's
C
satees

Slide 18 - Quiz

het meervoud van

industrie
A
industriën
B
industrieën
C
industries

Slide 19 - Quiz

het meervoud van

bacterie
A
bacteriën
B
bacterieën

Slide 20 - Quiz

het meervoud van

cowboy
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 21 - Quiz

het meervoud van

lolly
A
lollys
B
lolly's

Slide 22 - Quiz

het verkleinwoord van

oma
A
oma'tje
B
omaatje

Slide 23 - Quiz

het verkleinwoord van

tekening
A
tekeningkje
B
tekeningetje
C
tekeninkje
D
tekentje

Slide 24 - Quiz

het verkleinwoord van

tosti
A
tostietje
B
tosti'tje
C
tostie'tje
D
tostitje

Slide 25 - Quiz

het verkleinwoord van

lolly

A
lolly'tje
B
lollietje
C
lollytje
D
lollitje

Slide 26 - Quiz

Iedereen moet nu weten hoe hij/zij de toets het best ...
A
voorbereid
B
voorbereidt

Slide 27 - Quiz