This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Hoofdstuk 4 - Voeding en vertering
BB 4
Slide 1 - Slide
Voeding en vertering
4.1 - Voedsel
4.2 - Voedingsmiddel en voedingsstoffen
4.3 - Voeding en leefstijl
4.4 - Het verteringsstelsel
4.5 - Organen voor de vertering
4.6 - Planteneters, vleeseters en alleseters
Slide 2 - Slide
4.1 - Voedsel
Slide 3 - Slide
Doelen van deze paragraaf
Je kan uitleggen hoe voedselvergiftiging ontstaat
Je kan uitleggen hoe je voedsel langer kan bewaren
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Video
Slide 7 - Video
Jouw voedsel
Komt bijvoorbeeld uit de supermarkt
Soms is het voedsel bewerkt (zoals yoghurt, kaas, chips, enz.) en soms eet je het onbewerkt (een appel, mandarijn, enz.)
Soms zelf bewerkt (aardappels schillen en koken)
Slide 8 - Slide
Voedselbederf
Maakt je ziek
Voedsel bedorven door bacteriën en schimmels
Slide 9 - Slide
Schimmels
bestaan uit: dunne draden
planten zich voort door: sporen
Slide 10 - Slide
Bacteriën
bestaan uit: één cel
planten zich voort door: celdeling
Slide 11 - Slide
Voedsel conserveren
Conserveren = behandelen zodat het minder snel bederft. Door de organismen die bederf veroorzaken te doden of te voorkomen dat ze kunnen voortplanten/groeien.
Net als mensen en dieren hebben bacteriën en schimmels nodig:
Een goede temperatuur om voort te planten
Voldoende zuurstof
Voldoende vocht
Daar maken we gebruik van bij conserveren van voedingsmiddelen.
Bacteriën zijn wel sterker dan wij en kunnen bij extremere omstandigheden blijven leven!