4.1 - Voedsel (KB4)

Hoofdstuk 4 - Voeding en vertering

GTL 4
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoofdstuk 4 - Voeding en vertering

GTL 4

Slide 1 - Slide

Voeding en vertering
4.1 - Voedsel
4.2 - Voedingsmiddel en voedingsstoffen
4.3 - Voeding en leefstijl
4.4 - Het verteringsstelsel
4.5 - Organen voor de vertering
4.6 - Planteneters, vleeseters en alleseters

Slide 2 - Slide

4.1 - Voedsel

Slide 3 - Slide

Doelen van deze paragraaf
1. Je kan de rol van bacteriën en schimmels bij voedselproductie en -bederf omschrijven
2. Je kan de werking van enzymen beschrijven
3. Je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Schimmels
bestaan uit: dunne draden
planten zich voort door: sporen

Slide 6 - Slide

Bacteriën
bestaan uit: één cel
planten zich voort door: celdeling

Slide 7 - Slide

Voedsel conserveren
Conserveren = behandelen zodat het minder snel bederft. Door de organismen die bederf veroorzaken te doden of te voorkomen dat ze kunnen voortplanten/groeien.

Net als mensen en dieren hebben bacteriën en schimmels nodig:
  • Een goede temperatuur om voort te planten
  • Voldoende zuurstof
  • Voldoende vocht
Daar maken we gebruik van bij conserveren van voedingsmiddelen.
Bacteriën zijn wel sterker dan wij en kunnen bij extremere omstandigheden blijven leven!

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat is conserveren?
A
Omstandigheden ongunstig maken voor schimmels en bacteriën
B
Het vermeerderen van schimmels en bacteriën
C
Voedsel opeten
D
Omstandigheden gunstig maken voor schimmels en bacteriën

Slide 10 - Quiz

Melvin heeft nog wat vlees over dat hij niet gekookt heeft. Larissa zegt: Stop het in de vriezer je kunt het dan ontzettend lang bewaren, de bacterien maak je namelijk allemaal dood.
Leg uit, klopt het wat Larissa zegt?

Slide 11 - Open question

Waarom is eten in de vriezer langer houdbaar dan in de koelkast

Slide 12 - Open question

Wat is geen manier van conserveren?
A
Steriliseren
B
Pasteuriseren
C
In gas verpakken
D
In water leggen

Slide 13 - Quiz

In de afbeelding zie je vier manieren van conserveren.
Welke foto hoort bij de beschrijving?
Bij −20 °C kunnen micro-organismen zich niet voortplanten.
Zonder zuurstof kunnen micro-organismen zich niet voortplanten.
Door het voedingsmiddel tot 72 °C te verhitten, gaan veel micro-organismen dood.
Zonder vocht kunnen micro-organismen niet groeien of zich voortplanten.
Foto 1
Foto 2
Foto 3
Foto 4

Slide 14 - Drag question

Stofwisseling
Vindt plaats in alle levende organismen
Stoffen omgezet in andere stoffen
Voorbeeld: afbraak of opbouw van eiwitten

Afbraak/omzetten vaak d.m.v. enzymen

Slide 15 - Slide

Enzymen

Slide 16 - Slide

Enzymactiviteit
Enzymactiviteit: de snelheid waarmee een enzym de reactie versnelt​​Factoren die enzymactiviteit beïnvloeden:​
  • Temperatuur​ (optimumtemperatuur)
  • Zuurgraad (pH)​
  • Enzymen zijn 
    Specifiek 



Slide 17 - Slide

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymactiviteit gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit af.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af.
D
Bij R is de enzymactiviteit het hoogst.

Slide 18 - Quiz

Wat doet een enzym?
A
reactie verlangzamen
B
reactie stop zetten
C
reactie versnellen
D
reactie laten ontploffen

Slide 19 - Quiz

Wat is bijzonder aan enzymen?
A
Het zijn vetachtige stoffen
B
Komen alleen in de mond voor
C
Ze zijn specifiek
D
Kunnen alleen stoffen knippen, niet andersom

Slide 20 - Quiz

Wat is hier het enzym?
A
Blauw - A
B
Blauw - B
C
Rood - C
D
Het oranje deel

Slide 21 - Quiz

Verteringssappen bevatten enzymen. Wat zijn enzymen?
A
indicatoren
B
slotjes voor sleutels
C
stoffen die het afbreken van voedingsstoffen versnellen
D
stofjes die het beste werken bij 37 graden

Slide 22 - Quiz

Enzymen zitten in verteringssappen en helpen bij het verteren van voedingsstoffen. Enzymen zorgen ervoor dat de vertering van voedingsstoffen                   gaat. Door je voedsel te kauwen,                          je het oppervlak. Hierdoor zijn de voedingsstoffen in het voedsel                            bereikbaar voor de enzymen.
vergroot
sneller
beter

Slide 23 - Drag question

Wat is waar over enzymen?
A
Enzymen zijn niet afhankelijk van de zuurgraad
B
Enzymen zijn afhankelijk van de temperatuur
C
Enzymen zijn niet specifiek
D
Enzymen moet je eten

Slide 24 - Quiz