Hoofdstuk 8 paragraaf 1

H8 §1
Werk en technologie

§1: productie
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H8 §1
Werk en technologie

§1: productie

Slide 1 - Slide

Vandaag:
Lesdoel
Uitleg 
Aan de slag

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie uitleggen:
  • wat er nodig is om te kunnen produceren.
  • welke soorten productie er zijn. 

Slide 3 - Slide

Productie door gezinnen
  • Zelf iets maken? Informele productie
  • Alles wat je voor jezelf of voor een ander doet zonder winst is informele productie
  • Bedenk zelf een voorbeeld.
Informele productie: De onbetaalde en niet-geregistreerde productie.

Slide 4 - Slide

Jordy haalt eten bij de snackbar.

Valt het bakken van de patat door de snackbar ook onder informele productie? Leg je antwoord uit.

Slide 5 - Open question

Productie door bedrijven
  • Formele prodcutie: De betaalde en geregistreerde productie door bedrijven en de overheid.
  • Hiervoor betaal je dus.
  • Bedenk ook hier zelf voorbeelden.

Slide 6 - Slide

In welke gevallen is er sprake van formele productie?
A
Je krijgt geld van je ouders voor het wassen van de auto.
B
Je krijgt salaris voor je folderwijk

Slide 7 - Quiz

Productie door de overheid
  • Dit zijn diensten of voorzieningen die geproduceerd worden door de overheid.
  • Denk aan brandweer, maar ook een bankje plaatsen in het park.

Slide 8 - Slide

Welke productie hoort bij de formele productie?
de productie van:
A
Gezinnen en bedrijven
B
Bedrijven en de overheid
C
De overheid en gezinnen
D
Gezinnen, bedrijven en de overheid

Slide 9 - Quiz

Productiefactoren
  • NAK!
  • Natuur
  • Arbeid
  • Kapitaal
Wat je nodig hebt om te kunnen produceren.

Slide 10 - Slide

Henk werkt in een snackbar.
Welke productiefactor levert Henk aan zijn snackbar?

Slide 11 - Open question

Aan de slag!
  • Ga aan de slag met H8 §1
  • Zorg dat je ook de rekentrainer maakt. 
  • Klaar? Maak versterk jezelf. 
  • Je werkt voor jezelf. 
  • Je mag een rekenmachine gebruiken (geen telefoon).
  • Je werkt in stilte.










Slide 12 - Slide