5.1 De snackwagen

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 3

Economie 

3 VMBO-KGT

paragraaf: 5.1

De snackwagen

Lesdoel:

In deze paragraaf leer je waar geproduceerd

wordt en wat daarvoor nodig is.

Theorie

& introductievragen

Productie thuis

Rick komt thuis van een judowedstrijd. Hij heeft honger en

vraagt om iets te eten. ‘Haal maar wat bij de snackwagen,’ zegt zijn moeder. ‘En neem ook wat mee voor je vader en mij.’ Rick krijgt de huishoudportemonnee toegestopt en hij gaat op weg naar het Marktplein.

Bekijk afbeelding 1.

Voor welke behoefte is de vader van Rick aan het werk?
En zijn moeder?

Rick verdient er geen geld mee als hij eten in huis haalt.
Waarom kunnen zijn ouders en hij geen geld vragen voor alles wat ze thuis doen.

Bekijk afbeelding 2. Waarom is er sprake van informele
productie bij alles wat Rick en zijn ouders thuis doen?

Productie van de overheid

De snackwagen van Henk staat op het Marktplein (afb. 3). Rick vindt het niet erg als hij daar even op zijn beurt moet wachten.
Bedenk een behoefte van Rick die bevredigd wordt als hij op dit plein staat te wachten.

Welke voorzieningen van de overheid zie je op dit plein?
Schrijf drie voorbeelden op.

Is het onderhoud van dit plein formele productie of informele productie?

1. Formele productie
2. Informele productie

Productie van bedrijven

Henk neemt de bestelling van Rick op: drie patat mèt, een frikadel speciaal, twee vleeskroketten en twee kipsatés.

Bereken aan de hand van de prijslijst in afbeelding 4
hoeveel Rick moet betalen.

Bekijk afbeelding 2 nog eens. Hoe kan een deel van de
productie van Henks bedrijf informele productie zijn?

Arbeid en kapitaalgoederen

Henk maakt Ricks bestelling klaar.
Wat moet Henk hiervoor doen?

Schrijf twee handelingen op.

Welke hulpmiddelen gebruikt hij daarbij?

Schrijf twee voorbeelden op.

Hoe worden deze hulpmiddelen bij de productie
genoemd?

Natuur

Henk heeft de natuur nodig om te kunnen produceren
met zijn snackwagen. Bekijk afbeelding 5.

Welke bijdragen van de natuur zijn nodig voor de
productie van Henk? Geef twee voorbeelden.

Welke twee productiefactoren herken je in afbeelding 5?

Opgaven

Toepassingsvragen

Merel, Dennis en hun twee kinderen gaan een half uur na

het afgaan van de wekker het huis uit, op weg naar hun werk en naar school. In dat halve uur moeten ze douchen, zich aankleden, boterhammen klaarmaken, een collega bellen om te vragen of ze even op de carpoolplaats wil wachten, de gymschoenen in de tas doen, enzovoort.

Wie produceren voor de behoeften van dit gezin? 

warm water

1. Bedrijf
2. Gezin
3. Overheid

schoongewassen kleren

1. Bedrijf
2. Gezin
3. Overheid

lunchpakket

1. Bedrijf
2. Gezin
3. Overheid

telefoonverbinding

1. Bedrijf
2. Gezin
3. Overheid

carpoolplaats

1. Bedrijf
2. Gezin
3. Overheid

sportschoenen

1. Bedrijf
2. Gezin
3. Overheid

Op welke afbeeldingen staat productie van een bedrijf?

Op welke afbeeldingen staat productie van de overheid?

Waarom zijn dit vier voorbeelden van formele productie?

In het staafdiagram (afb. 8) staan gegevens over de
productie in Nederland.

Gaan deze cijfers over de formele productie of over de
informele productie? Leg je antwoord uit.

Hoeveel was de productie in 2009 hoger dan in 2004?

Hoe groot was deze stijging in procenten? Rond je
antwoord af op één decimaal.

Is de stijging van de productie in deze periode
gelijkmatig over de jaren verdeeld? Leg je antwoord uit.

Camping Het Vossenhol heeft een kap over zijn zwembad laten bouwen (afb. 9). Hierdoor kon het chloorgehalte van het water omlaag en daalden de energiekosten. Het Vossenhol heeft vanwege de kap het milieukeurmerk gekregen. Geef voorbeelden van de productiefactoren arbeid, kapitaalgoederen en natuur bij het beheer van een camping.

Op welke productiefactor bespaart Het Vossenhol door de kap boven het zwembad? Leg je antwoord uit.

Bekijk afbeelding 10.

Geef voorbeelden van de drie productiefactoren bij het
oogsten van aardappelen.

Is het oogsten van aardappelen een voorbeeld van formele of van informele productie?

Wat heb je geleerd?

Geef hier aan wat je geleerd hebt deze les.

Wat heb je nog niet goed begrepen en waar wil je graag nog uitleg over?

Meneer Richard!