- Je leert over stijlfiguren: herhaling, tegenstelling en opsomming
- Je leert deze herkennen en begrijpen
Stijlfiguren: waarom?
We behandelen 3 stijlfiguren: herhaling / tegenstelling / opsomming
Quizoefeningen om stijlfiguren te herkennen
Nederlands H1 Woordenschat, blz. 24-25
startopdracht + opdr. 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6
Hoe ging het?
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
- Je leert over stijlfiguren: herhaling, tegenstelling en opsomming
- Je leert deze herkennen en begrijpen
Slide 3 - Slide
Stijlfiguren: waarom?
Een tekst kun je op verschillende manieren aantrekkelijk maken met beeldspraak. uitdrukkingen en met stijlfiguren.
- Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
- uitdrukkingen: bijvoorbeeld rijmende uitdrukkingen
- stijlfiguren: deze gebruik je om iets te benadrukken
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Stijlfiguren
Er zijn diverse stijlfiguren, maar in deze paragraaf behandelen wij er drie.
Slide 6 - Slide
1 Herhaling
Herhaling is een stijlfiguur waarin een nagenoeg letterlijke herhaling plaatsvindt. Door de herhaling wordt dat wat de schrijver/spreker wil benadrukken onder de aandacht gebracht.
Vb. Plus geeft meer, veel meer.
Slide 7 - Slide
2 Tegenstelling
Een tegenstelling wordt ook wel antithese genoemd. Het houdt in dat twee tegengestelde termen worden gebruikt in een zin om de tekst te verlevendigen. Een vb. van een tegenstelling is: 'In de stille kamer knettert zij van woede'.
'Vierkant in de fles, rond op de tong'.
Slide 8 - Slide
3 opsomming
Een opsomming (ook enumeratie) is een stijlfiguur waarbij een opsomming wordt gebruikt om iets te benadrukken. Meestal zit er in de opsomming een climax (een in kracht toenemende rij) of een omgekeerde climax (een in kracht afnemende rij) of in een drieslag (3 woorden, 3 zinnen of 3 zinsdelen).
Slide 9 - Slide
3 opsomming
Vb. opsomming: zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder.
Vb climax: je hebt goed, je hebt beter, je hebt het beste.
Vb. omgekeerde climax: Vorige week zag ik een fantastische film, nou ja, hij was mooi, acht, best wel goed eigenlijk.
Slide 10 - Slide
Wat zijn stijlfiguren?
A
dat een gedicht in een figuur is geschreven
B
manieren van schrijven om indruk te maken
C
manieren om gedicht te beoordelen
D
figuurlijk taalgebruik
Slide 11 - Quiz
Welke stijlfiguren zie je hier?
A
tegenstelling
B
herhaling
C
opsomming
D
climax
Slide 12 - Quiz
Van welk stijlfiguur is dit een voorbeeld?
A
Herhaling
B
Tegenstelling
C
Opsomming
Slide 13 - Quiz
Welk stijlfiguur zie je hier?
A
tegenstelling
B
herhaling
C
opsomming
D
omgekeerde climax
Slide 14 - Quiz
Welk stijlfiguur is dit?
A
climax
B
opsomming
C
tegenstelling (antithese)
D
drieslag
Slide 15 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een drieslag?
A
fout, fout, fout
B
Eerst wandelde hij, toen ging hij over in een draf en uiteindelijk begon hij te sprinten.