Taal Blok 3 Les 15 voegwoorden

Taal 
blok 3 les 15
1 / 26
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taal 
blok 3 les 15

Slide 1 - Slide

voorkennis activeren
Mix&Koppel

Slide 2 - Slide

doel van de les
Ik kan de voegwoorden omdat en terwijl gebruiken in een zin.

Ik ga naar huis. Mijn moeder belt me.
Ik ga naar huis, omdat mijn moeder me belt.

Slide 3 - Slide

instructie concept
Met voegwoorden kun je van twee zinnen één zin maken.


Slide 4 - Slide

instructie concept
Met voegwoorden kun je van twee zinnen één zin maken.

De juf legt uit. Ik maak een aantekening.
De juf legt uit, terwijl ik een aantekening maakt.


Slide 5 - Slide

instructie concept
Met voegwoorden kun je van twee zinnen één zin maken.

De juf legt uit. Ik maak een aantekening.
De juf legt uit, terwijl ik een aantekening maakt.

omdat zeg je als je ergens een reden van wilt geven 

terwijl zeg je als twee dingen gelijkertijd gebeuren

Slide 6 - Slide

instructie vaardigheid
Hoe maak ik met de voegwoorden omdat en terwijl van twee zinnen één zin?

Malik kan goed schaken. Hij oefent elke dag thuis.

  • Stap 1: Lees de zinnen.


Slide 7 - Slide

instructie vaardigheid
Hoe maak ik met de voegwoorden omdat en terwijl van twee zinnen één zin?

Malik kan goed schaken. Hij oefent elke dag thuis.

  • Stap 1: Lees de zinnen.
  • Stap 2: Zoek het juiste voegwoord.


Slide 8 - Slide

instructie vaardigheid
Hoe maak ik met de voegwoorden omdat en terwijl van twee zinnen één zin?

Malik kan goed schaken. Hij oefent elke dag thuis.

  • Stap 1: Lees de zinnen.
  • Stap 2: Zoek het juiste voegwoord.
  • Stap 3: Gebruik je het voegwoord omdat of terwijl.
Zoek dan het onderwerp en de persoonsvorm in de tweede zin. 
Deze krijgen een andere plek in de tweede zin. Luister goed!


Slide 9 - Slide

samen oefenen
Pak je chromebook.
Log in.
Ga naar Lesson-Up.

Slide 10 - Slide

Juliette belt Lizz, ..... ze in haar agenda bladert.
A
omdat
B
terwijl

Slide 11 - Quiz

Marley belt Loran, ..... ze wil weten hoe laat ze naar judo moet.
A
omdat
B
terwijl

Slide 12 - Quiz

Tevvy weet dat niet, ..... ze vorige week ziek was.
A
omdat
B
terwijl

Slide 13 - Quiz

Elin praat met haar, ..... ze de hond uitlaat.
A
omdat
B
terwijl

Slide 14 - Quiz

Kerem loopt snel door, ..... het begint te regenen.
A
omdat
B
terwijl

Slide 15 - Quiz

Fenne zegt Gaby-Ann gedag, ..... ze de deur open doet.
A
omdat
B
terwijl

Slide 16 - Quiz

Maak van de twee korte zinnen één lange zin.
Gebruik: omdat - terwijl

Medina ruimt haar rommel op. Ze gaat eten.

Slide 17 - Open question

Maak van de twee korte zinnen één lange zin.
Gebruik: omdat - terwijl

Ik zwaai naar Dewi. Ik fiets naar tennis.

Slide 18 - Open question

Maak van de twee korte zinnen één lange zin.
Gebruik: omdat - terwijl

Lesley juicht. Ze heeft gewonnen.

Slide 19 - Open question

Maak van de twee korte zinnen één lange zin.
Gebruik: omdat - terwijl

Delilah eet haar boterham op. Ze leest in haar boek.

Slide 20 - Open question

lesafsluiting
groen of rood?

Ik heb in deze les geleerd hoe ik voegwoorden moet gebruiken.

Slide 21 - Slide

lesafsluiting
groen of rood?

Ik kan uitleggen wat een voegwoord is.

Slide 22 - Slide

lesafsluiting
groen of rood?

Ik kan met het voegwoord omdat of terwijl twee zinnen samenvoegen.

Slide 23 - Slide

lesafsluiting
Welk voegwoord gebruik je?
groen = omdat          rood = terwijl

Mijn hamster ontsnapte.
Ik liet de deur van de kooi open staan.

Slide 24 - Slide

lesafsluiting
Welk voegwoord gebruik je?
groen = omdat          rood = terwijl

Het konijn eet van het voor.
Hij zit in zijn hok.

Slide 25 - Slide

lesafsluiting
Welk voegwoord gebruik je?
groen = omdat          rood = terwijl

Ik speel een spelletje.
Mijn moeder vouwt de was op.

Slide 26 - Slide