270923 T3 Spelling

Het voltooid deelwoord
Onderdeel van de  werkwoordspelling

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2,3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het voltooid deelwoord
Onderdeel van de  werkwoordspelling

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Je kunt het voltooid deelwoord in een zin vinden.
- Je kent het verschil tussen een zwak en sterk werkwoord.
- Je kunt de regels van 't ex-kofschip toepassen.
- Je kunt van een zwak werkwood en voltooid deelwoord maken.
- Je kunt van een sterk werkwood en voltooid deelwoord maken.



Slide 2 - Slide

voltooid deelwoord bij sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van vrijwel alle sterke werkwoorden eindigt op -en.
                 Ik heb heerlijk geslapen.
                 Wij hebben gisteren friet gegeten.

Bij het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden schrijf je wat je hoort.

Slide 3 - Slide

Voltooid deelwoord van sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt
op -en of -n

Hij heeft zijn huiswerk niet gedaan.
Zij hebben op hun saxofoons geblazen

Slide 4 - Slide

Voltooid deelwoord van sterke en zwakke werkwoorden
Sterke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -(e)n
smelten - smolten: Het ijs is gesmolten.

Zwakke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -t of -d 
maken - maakten: Zij hebben wat moois gemaakt.

Slide 5 - Slide

het voltooid deelwoord

Slide 6 - Slide

Voltooid deelwoord
Let op: naast het voltooid deelwoord staat altijd een vorm (hulpwerkwoord) van hebben, zijn of worden.

Bij het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord gebruik je dezelfde regels als de persoonsvorm verleden tijd: 't sexy fokschaap of 't ex-kofschip.



Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wat zijn de werkwoorden?
1. Wat ben je veranderd.
2. Je hebt het zelf uitgekozen.
3. Je wordt gehersenspoeld.
4. Wie heeft dit bedacht?
5. Zij had een koekje gepakt.
6. Hij is jarig geweest.
7. Ik word naar school gereden.

Slide 9 - Slide

hulp werkwoorden

ben
hebt
wordt
heeft
had
is
word
voltooid deelwoorden

veranderd
 uitgekozen
 gehersenspoeld
bedacht
 gepakt
geweest
 gereden

Slide 10 - Slide

Hoe d- en t-woorden bepalen
Voor de voltooide en verleden tijd
'T SeXy FoKSCHaaP                                                                                    'T ex- KOFSCHIP

-Kijk naar het hele werkwoord
- Kijk naar de derde letter van achteren.

Wel in   'T ex- KOFSCHIP   =   t-woord
Niet in 'T ex- KOFSCHIP    =  d-woord

Slide 11 - Slide

voltooid deelwoord
proeven
A
geproefd
B
geproeft
C
geproeven

Slide 12 - Quiz

Wat is een voltooid deelwoord?
A
bedoelt
B
bedoeld
C
zeg
D
sprak

Slide 13 - Quiz

'Het voltooid deelwoord van verkleuren is 'verkleurd'
A
juist
B
fout

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Lesdoel 1
Ik weet hoe ik het voltooid deelwoord schrijf van gewone en samengestelde werkwoorden
Voltooid deelwoord zwak werkwoord: reizen

* schrijf ge- op
* zet de ik-vorm  TT erachter
* Zit de letter van de stam van het werkwoord in 't ex-kofschip
ja - t
nee - d

Voltooid deelwoord samengestel zwak werkwoord: rondreizen

* schrijf het eerste deel van het samengesteld woord op: rond
* zet er ge- achter
* zet de ik-vorm  TT erachter
* Zit de letter van de stam van het werkwoord in 't ex-kofschip
ja - t
nee - d


Slide 16 - Slide

Kies de juiste spelling van het voltooid deelwoord van:

ontdooien
A
ontdooid
B
ontdooit
C
geontdooid
D
geontdooit

Slide 17 - Quiz

Voltooid deelwoord van
aanraken

Slide 18 - Open question

Voltooid deelwoord van
aankleden

Slide 19 - Open question

 
Thema 6, week 4
Werkwoordendictee

Slide 20 - Slide

Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Slide

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.




Het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is een "bijvoeglijk naamwoord van een werkwoord". 

Slide 22 - Slide

Regel meestal : voltooid deelwoord  + -e- 

Slide 23 - Slide

Wanneer het voltooid deelwoord op –en eindigt, dan schrijf je het als bijvoeglijk naamwoord hetzelfde.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(redden) De ...... zwemmer
A
redde
B
geredde
C
gerede
D
verredde

Slide 26 - Quiz

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(maaien) Het ............... gras
A
vermaaide
B
gemaaide
C
gemaaidde
D
gemaaiden

Slide 27 - Quiz

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verzinnen) Het ............ verhaal
A
verzonnen
B
verzonne
C
verzonde
D
verzonden

Slide 28 - Quiz

Huiswerk

T3A vrijdag 29 september 2e uur
T3B vrijdag 29 september 5e uur

Opdracht 2 tm 4
Bladzijde 87 en verder

Slide 29 - Slide