Onderwijsleergesprek over NAH, Herstelgerichte zorg en psycho-educatie. Volgende 3 slides helpen je daarbij.
Deel 1: Niet aangeboren hersenletsel (NAH)
Dat is een mond vol die definitie! Probeer studenten te laten ontrafelen wat er staat en waar ze aan denken:
Wat weet je over niet aangeboren hersenletsel
Bij welke ziektebeelden kan een NAH veroorzaakt worden (Korsakov, encefalitis, Parkinson, MS, epilepsie, CVA, commotio en contusio cerebri, schedelbasis#)
Welke risico’s met betrekking tot functioneren in het dagelijks handelen kun je noemen?
Welk verpleegkundig handelen is aan de orde?
Probeer studenten ook eens te laten nadenken over bijvoorbeeld de vraag: Je staat in het ziekenhuis op een kamer waar iemand net geopereerd is aan zijn blinde darm. Je leest in de rapportage dat deze zorgvrager bekent is met NAH. Wat zou dat voor die persoon kunnen betekenen? Wat zou dat voor je hulpverlening betekenen?
Achtergrondinfo docenten:
“Niet aangeboren hersenletsel is hersenletsel ten gevolge van welke oorzaak dan ook, anders dan rond of vanwege de geboorte ontstaan, dat leidt tot een onomkeerbare breuk in de levenslijn en tot het aangewezen zijn op hulpverlening. Het leven voor en na het hersenletsel verschilt dus essentieel.” (Clijsen, 2020, p.230)
Hersenletsel kan leiden tot verschillende gevolgen op het psychische, somatische als sociale vlak. Hierbij kun je denken aan: problemen met emotieregulatie, gedrag, veranderingen in persoonlijkheid, zintuiglijke motorische stoornissen, problemen met sociale vaardigheden, sociale interactie, of het inlevingsvermogen
In de DSM-5 is de classificatie ‘persoonlijkheidsverandering door een somatische aandoening’ opgenomen. In Clijsen staat op pag. 230 een tabel, waarbij kan worden gespecificeerd naar verschillende typen qua de persoonlijkheidsverandering.
Elk jaar zijn er, naar schatting, in Nederland 100.000 mensen te maken met een of andere vorm van hersenletsel. Dit kan het gevolg zijn van een hartinfarct, een ongeval, een hersentumor, CVA of van een operatie.
Gezien de diversiteit van oorzaken is er voor NAH geen standaardbehandeling. Na behandeling in het algemeen ziekenhuis is er vaak een vervolgtraject in een revalidatiecentrum. Hier vindt onder meer de somatische/neurologische/psychiatrische revalidatie plaats en wordt er gekeken naar de zorg- en/of begeleidingsbehoefte in de breedste zin (ADL, BDL, financiën, werk, dagbesteding enz.), en de beste woonsituatie: terug naar huis, beschermde woonvorm of verpleeghuis. In dit verband is ook aandacht voor het patiëntsysteem/mantelzorgers van groot belang.
Clijsen – box 11.17: Aandachtspunten in de omgang met mensen met NAH (2020, p. 231-232)
Geheugenstoornissen
Gebruik hulpmiddelen (zoals briefjes, agenda, elektronische signalering).
Herhaal zo nodig (inslijpen).
Communiceer over één boodschap tegelijk.
Bied een vaste structuur.
Concentratiestoornissen
* Doe één ding tegelijk.
Bied een rustige omgeving.
Vermijd achtergrondruis (zet bijvoorbeeld telefoon/radio/tv uit).
Rond een onderwerp/activiteit af voor er wordt gestart met iets nieuws.
Controleer of informatie is begrepen.
Traagheid in informatieverwerking
* Neem de tijd.
Gebruik concrete taal.
Schrijf de belangrijkste informatie op.
Controleer of de informatie is begrepen.
Planningsproblemen
* Werk met een vast programma.
Werk onderdelen een voor een af en stap voor stap.
Bied informatie en zaken in goede volgorde aan.
Controleer of aangeleerd gedrag ook in andere situaties lukt.
Agnosie/neglect/hemianopsie
* Train het richten van de aandacht.
Geef zaken een vaste plaats, bij voorkeur aan de niet-aangedane zijde.
Pas trucjes toe: hoofd draaien, bord draaien, papier op felgekleurde ondergrond, strepen trekken, boodschappen tellen enzovoort.
Leer vaste volgorden aan, bijvoorbeeld met betrekking tot ADL: begin lichamelijke verzorging met de aangedane zijde.
Geef aanwijzingen en ondersteun waar nodig.
Afasie
* Gebruik hulpmiddelen (pictogrammen, computerprogramma’s, foto’s, gebaren, communicatieschrift).
Bied gespreksstructuur, rustige communicatie, een-op-een communicatie, gebruik korte zinnen.
Maak gebruik van het benadrukken/opschrijven/uitbeelden/tekenen van kernwoorden.
Controleer of de communicatie is begrepen.
Pas op voor onderschatting van de intellectuele (rest)capaciteiten.
Apraxie
* Vereenvoudig handelingen in kleine stappen.
Doe handelingen voor of help eventueel mee.
Geef korte en concrete aanwijzingen.
Leg voorwerpen in volgorde klaar.
Gebruik een ‘checklist’ van handelingen.
Visualiseer (bijvoorbeeld serie plaatjes van de handelingen in juiste volgorde).
Neem de tijd.
Vermoeidheid
* Zorg voor een goede balans tussen inspanning en rust.
Leer de cliënt activiteiten goed te plannen en te werken met een agenda.
Laat zaken overnemen door anderen.
Leer de omgeving rekening te houden met de verminderde belastbaarheid.
Ontbreken van ziektebesef en/of ziekte-inzicht
* Pas op voor overschatting.
Accepteer bagatelliseren als gevolg van het hersenletsel.
Vermijd confrontaties, sluit aan bij wat wel lukt.
Egocentrisch en minder sociaal gedrag
* Stel verwachtingen bij.
Accepteer dat het gedrag gevolg is van hersenletsel.
Corrigeer en stel grenzen op rustige en vriendelijke wijze.
Geef uitleg aan de omgeving.