H4.1 Bondgenootschappen

Van oorlog naar oorlog
4.1 Een land om trots op te zijn.



Geschiedenis - Basis 2


1 / 38
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Van oorlog naar oorlog
4.1 Een land om trots op te zijn.



Geschiedenis - Basis 2


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welk begrip?
Trots zijn op je leger en je soldaten, noemen we ...
A
Nationalisme
B
Imperialisme
C
Militairisme
D
Bondgenootschap

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Welk begrip?
Trots zijn op je eigen land, noemen we ...
A
Nationalisme
B
Imperialisme
C
Militairisme
D
Bondgenootschap

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welk begrip?
Groep landen die afspreken elkaar te helpen bij een oorlog, noemen we ...
A
Nationalisme
B
Imperialisme
C
Militairisme
D
Bondgenootschap

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welk begrip?
Een groot en machtig land willen door koloniën te veroveren, heet ...
A
Nationalisme
B
Imperialisme
C
Militairisme
D
Bondgenootschap

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welk begrip past bij de foto op de achtergrond?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...ken je het begrip bondgenootschap.
...weet je welke landen er bij de centralen en geallieerden hoorden. (T1)
...weet je wat directe en indirecte oorzaken zijn. (R)
...weet je wat gevolgen op de korte en lange termijn zijn. (R)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

4. Bondgenoten
Als je oorlog wilt voeren is het handig om vrienden te hebben. 
Daarom spraken landen af elkaar te helpen, dat noemen we een bondgenootschap
bondgenootschap
Twee of meer landen die hebben afgesproken elkaar te helpen in een oorlog.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Bondgenootschappen in Europa rond 1914

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Bondgenootschappen in Europa rond 1914

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Bondgenootschappen
Centralen
Geallieerden
Duitsland
Frankrijk
Oostenrijk-Hongarije
Groot-Brittannië
Italië
Rusland
Turkije

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat betekent het begrip?
bondgenootschap
A
Dat je trots bent op je leger.
B
Dat je trots bent op je eigen land.
C
Dat je anderen landen veroverd voor meer macht.
D
Dat je elkaar helpt bij een oorlog.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welke landen hoorde niet bij de centralen?
A
Engeland
B
Duitsland
C
Oostenrijk-Hongarije
D
Italië

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welke landen hoorde niet bij de geallieerden?
A
Engeland
B
Frankrijk
C
Oostenrijk-Hongarije
D
Rusland

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Centralen
Geallieerden
Bij welk bondgenootschap hoorden deze landen?
Groot-Brittannië
Frankrijk
Rusland
Duitsland
Oostenrijk-Hongarije
Italië

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Oorzaak en gevolg
In de geschiedenis denken we na over de oorzaken en gevolgen van een gebeurtenis.
  • Directe oorzaken: we kunnen meteen zien waardoor iets gebeurd.
  • Indirecte oorzaken: we kunnen niet meteen zien waardoor iets gebeurd.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Oorzaak en gevolg
In de geschiedenis denken we na over de oorzaken en gevolgen van een gebeurtenis.
  • Gevolg op korte termijn: meteen zichtbaar.
  • Gevolg op lange termijn: duurt langer voordat we dat kunnen zien.
termijn
Ander woord voor periode. Bijvoorbeeld; drie weken of een jaar of dertig jaar.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat is een indirecte oorzaak?
A
Je kan meteen zien waardoor iets gebeurd.
B
Je kan niet meteen zien waardoor iets gebeurd.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een directe oorzaak?
A
Je kan meteen zien waardoor iets gebeurd.
B
Je kan niet meteen zien waardoor iets gebeurd.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een gevolg op korte termijn?
A
Je kan meteen zien wat er gebeurd.
B
Het duurt langer voordat je ziet wat er gebeurd.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een gevolg op lange termijn?
A
Je kan meteen zien wat er gebeurd.
B
Het duurt langer voordat je ziet wat er gebeurd.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Wat is op de afbeelding de indirecte oorzaak?

Slide 24 - Open question

Indirecte oorzaak is dat de hond de kat achterna zit. Hierdoor ontstaat een kettingreactie.
Wat is op de afbeelding het gevolg op korte termijn?

Slide 25 - Open question

Dat veel mensen een ongeluk krijgen.
Wat zou een gevolg op lange termijn kunnen zijn?

Slide 26 - Open question

Dat mensen moeten herstellen van hun verwondingen.
Begrippen uit deze les
  • Bondgenootschap
  • Directe oorzaak
  • Indirecte oorzaak
  • Gevolg op de korte termijn
  • Gevolg op de lange termijn

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Als twee of meer landen afspreken elkaar te helpen in een oorlog, hebben zij een ...
A
goede vriendschap
B
vijandschap
C
band met elkaar
D
bondgenootschap

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Bijvoorbeeld: Robin heeft zijn been gebroken.
Wat is een directe oorzaak?
A
Robin is van zijn fiets gevallen.
B
Het had gevroren en de weg was glad.
C
Robin kan zes weken niet naar school.
D
Robin blijft dit jaar zitten.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Bijvoorbeeld: Robin heeft zijn been gebroken.
Wat is een indirecte oorzaak?
A
Robin is van zijn fiets gevallen.
B
Het had gevroren en de weg was glad.
C
Robin kan zes weken niet naar school.
D
Robin blijft dit jaar zitten.

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Bijvoorbeeld: Robin heeft zijn been gebroken.
Wat is een gevolg op lange termijn?
A
Robin is van zijn fiets gevallen.
B
Het had gevroren en de weg was glad.
C
Robin kan zes weken niet naar school.
D
Robin blijft dit jaar zitten.

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Bijvoorbeeld: Robin heeft zijn been gebroken.
Wat is een gevolg op korte termijn?
A
Robin is van zijn fiets gevallen.
B
Het had gevroren en de weg was glad.
C
Robin kan zes weken niet naar school.
D
Robin blijft dit jaar zitten.

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Centralen
Geallieerden
Bij welk bondgenootschap hoorden deze landen?
Groot-Brittannië
Frankrijk
Rusland
Duitsland
Oostenrijk-Hongarije
Italië

Slide 33 - Drag question

This item has no instructions

Geef antwoord op de deelvraag.
Waarom begonnen Europese landen in 1914 een wereldoorlog?

Slide 34 - Open question

Landen waren zeer nationalistisch en militaristisch. Hierdoor was het eigen land het beste en sterkste. Duitsland wilde (vanaf 1871) ook een machtig en sterk land worden. 
Door de bondgenootschappen sloten landen vriendschappen en zouden ze elkaar bijstaan in tijden van oorlog. Door het ontstaan van twee grote bondgenootschappen (centralen en geallieerden) ontstond er een vijandschap in Europa. Dit bleek een kruitvat ter ontploffing.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

Is het een directe of indirecte oorzaak? 
Waarom?
Door de nieuwe wapens kon je veel soldaten tegelijk doden.

Door de industriële revolutie waren er wapens waarmee je heel veel soldaten tegelijk kon doden.
directe oorzaak
indirecte oorzaak
het was bij de uitvinding ervan niet meteen duidelijk dat dit kon gebeuren.
het was de bedoeling van deze uitvinding dat dit kon gebeuren.

Slide 37 - Drag question

This item has no instructions

Is het een gevolg op korte termijn of lange termijn?
Gevolg op korte termijn.
Gevolg op lange termijn.
Door het nationalisme kreeg elk land een volkslied.
Door het militairisme had elk land een groot leger.
Doordat landen bang werden voor elkaar, sloten ze bondgenootschappen.
Door het nationalisme en militairisme raakte Europa verdeeld in twee partijen.

Slide 38 - Drag question

This item has no instructions