H3. Politiek

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

H3. Politiek 

In deze toets ga je 30 vragen beantwoorden over Politiek.

Per paragraaf zijn er 5 vragen totaal.

Sommige vragen moet je zelf invullen, andere zijn meerkeuze.

Succes!

3.1

Keuzes maken

Bij de overheid werken …………. en politici.
Welk woord is weggelaten?

1. Winkeliers
2. Ambtenaren
3. Bedrijven

Wat zijn belangrijke taken van de politiek?

1. Keuzes maken en besluiten nemen.
2. Vergaderen en geld uitgeven.
3. Verslagen en rapporten schrijven.
4. Bekeuringen uitdelen

Waarmee houdt een ambtenaar zich bezig die bij het Rijk werkt?

1. Gemeentelijke zaken
2. Provinciale zaken
3. `Landelijke zaken
4. Persoonlijke zaken

Wat is van algemeen belang?

1. Goede gezondheidszorg
2. Dat mensen voor hun 25e trouwen
3. Dat iedereen thuis wifi heeft
4. Dat je weet wie de minister-president is

Wat hoort bij de overheid?

1. Een reisbureau
2. Een uitzendbureau
3. Een politiebureau
4. Een bank

3.2

In een democratie mag de bevolking om de paar jaar stemmen. Zij kiezen dan:

1. de ambtenaren
2. de grondwet
3. de politici
4. de dictatuur

In Nederland mag je stemmen als je ……… bent en een Nederlands paspoort hebt.
Welke woorden zijn weggelaten?

1. 16
2. 18
3. 21

Een land met een dictatuur is:

1. Duitsland
2. Spanje
3. Luxemburg
4. Iran

De overheid kan burgers plichten opleggen. Dit gebeurt:

1. in een dictatuur
2. Democratie
3. In beide

Wat is een voorbeeld van een plicht in de grondwet?

1. Belasting betalen
2. Mensenrechten
3. internet
4. Vrijheid van geloof

3.3

3.4

Een wetsvoorstel is een:

1. plan om een bepaald probleem aan te pakken.
2. voorstel waar de ministers nog over moeten stemmen.

De bevolking kiest de Tweede Kamer.

1. Juist
2. Onjuist

De ……………… leest op Prinsjesdag de plannen van de ministers voor.
Welk woord is weggelaten?

1. De minister van Binnenlandse zaken
2. Minister-president
3. Koning

Op Prinsjesdag leest de Tweede Kamer voor wat de plannen van de regering zijn.

1. Juist
2. Onjuist

3.5

De Europese Unie en de Verenigde Naties bestaan allebei uit 27 landen.

1. Juist
2. Onjuist

Er komen steeds meer Europese wetten.

1. juist
2. Onjuist

In een democratie...

1. is iedereen vrij en gelijk
2. gelden dezelfde wetten niet voor iedereen
3. kun je niet vrij uit zeggen wat je denkt
4. mag je verschillen van mening

Goede antwoorden zijn A en D

Hoeveel zetels (stoelen) heeft de Tweede Kamer

1. 50
2. 75
3. 150
4. 200

Regering :

1. Koning + ministers
2. Ministers + staatssecretarissen