This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Les 6 - Grammatica zinsdelen H1
2havo
Slide 1 - Slide
Deze les...
Deze les...
Startopdracht - grammatica zinsdelen herhalen
Uitleg theorie - blz. 28
Samen oefenen - LessonUp
Zelfstandig aan de slag - online
Huiswerk?
Ik kan een voorzetselvoorwerp herkennen in de zin
Slide 2 - Slide
Benoem uit de volgende zin de zinsdelen: pv, ow, wg, lv, mv en bwb.
Ik heb gisteren mijn hond opgehaald bij de opvang.
Slide 3 - Open question
Wat is volgens jou een voorzetsel voorwerp? Lees voor jezelf het groene stuk op blz. 28 en typ in LessonUp jouw omschrijving van een voorzetselvoorwerp.
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Slide
Voorzetselvoorwerp
Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een vast voorzetsel.
Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel.
Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.
Slide 6 - Slide
Voorzetselvoorwerp
Een zinsdeel dat begint met een voorzetsel wat hoort bij het werkwoord noem je een voorzetselvoorwerp.
Ik reken op je komst.
'rekenen op' is een vaste combinatie
op je komst = voorzetselvoorwerp
Slide 7 - Slide
Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin? Ik waarschuwde haar voor de gevolgen.
A
Ik waarschuwde
B
voor
C
voor de gevolgen
D
er zit geen voorzetselvoorwerp in.
Slide 8 - Quiz
Wat is in deze zin het voorzetselvoorwerp? 'Op de Olympische Spelen twijfelde Bolt nooit aan zijn winst op de 100 meter.'
A
aan zijn winst op de 100 meter
B
Op de Olympische Spelen
C
op de 100 meter
D
aan zijn winst
Slide 9 - Quiz
VV of BWB?
Je moet goed opletten bij het voorzetselvoorwerp.
Soms is het een bijwoordelijke bepaling.
BWB:
Kun je antwoord geven op waar of wanneer? BWB
Voorzetsel is letterlijk
VV:
Hoort het voorzetsel bij een vast werkwoord? VV?
Controleer of het voorzetsel figuurlijk wordt gebruikt en of het bij een voorwerp hoort.
Slide 10 - Slide
1. Wil jij je ontfermen (over de nieuwe brugklassers)?
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
Slide 11 - Quiz
Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling? Ik herinner hem aan de inleverdatum.
A
Bijwoordelijke bepaling
B
Voorzetselvoorwerp
Slide 12 - Quiz
In welke zin staat een voorzetselvoorwerpszin?
A
Hoewel ze te laat waren, werd hun niet de toegang ontzegd.
B
Eindelijk is hij arts geworden, wat hij altijd al heeft willen zijn.
C
Ik kan niet geloven dat Jolien en Bas uit elkaar zijn.
D
Helaas hebben ze geen rekening gehouden met wat de site heeft gemeld.
Slide 13 - Quiz
Is het zinsdeel tussen haakjes een voorzetselvoorwerp?
Hij is dol [op ijs]?
A
ja
B
nee
Slide 14 - Quiz
Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling? Ik reken op zijn hulp.
A
Op zijn hulp = vzv
B
Op zijn hulp = bwb
Slide 15 - Quiz
Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling? Wij fietsen door Hardinxveld.
A
door Hardinxveld = vzv
B
door Hardinxveld = bwb
Slide 16 - Quiz
'De medewerkers in de vergaderruimte, waterdrinkend door de warmte, luisteren naar hun afdelingshoofd.'
Welk zinsdeel is het voorzetselvoorwerp?
A
in de vergaderruimte
B
door de warmte
C
naar hun afdelingshoofd
D
de medewerkers in de vergaderruimte
Slide 17 - Quiz
Rico : In een zin kan zowel een voorzetselvoorwerp als een bijwoordelijke bepaling staan.
Raya : Alle voorzetselvoorwerpen en bijwoordelijke bepalingen beginnen met een voorzetsel.