Spelling- blok 1

Afspraken tijdens de les
1) We praten niet tijdens de uitleg van de stof.
2) Iedereen kan goed werken en laat anderen goed werken.
3) Laat je laptop nog dicht!









1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Afspraken tijdens de les
1) We praten niet tijdens de uitleg van de stof.
2) Iedereen kan goed werken en laat anderen goed werken.
3) Laat je laptop nog dicht!









Slide 1 - Slide

Aan de slag met spelling/taalverzorging

  • Je weet hoe je de pv in de tegenwoordige tijd spelt.
  • Je kunt de regels toepassen op de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Slide 2 - Slide

De regel voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Bij: jij/hij/zij/het en zelfstandige naamwoorden
Stam+t

Hij werkt/ fietst/ zwemt/ probeert/ gooit/ verandert
De stam van een werkwoord is het hele werkwoord min -en-


Slide 3 - Slide

Trucje (regel van overeenkomst)
Vervang het werkwoord in de t.t. door het werkwoord 'werken'.

Hij werkt            je hoort een t, dus bij alle andere werkwoorden komt er ook een t bij!

Let op! Staat je/jij vóór het werkwoord? Dan géén t erbij!

Werk jij?......     Dus ook: word jij?

Slide 4 - Slide

Let op!
verhuizen – verhuiz – (ik) verhuis
beloven – belov – (ik) beloof
vertalen – vertal – (ik) vertaal

Slide 5 - Slide

Wat is de stam van een werkwoord?

Slide 6 - Open question

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

Slide 7 - Open question

(Worden) je niet gek van dat gezeur?
A
word
B
wort
C
wordt

Slide 8 - Quiz

Zij (worden)morgen achttien.
A
word
B
wort
C
wordt

Slide 9 - Quiz

Hoe laat (worden) de uitslag bekend gemaakt?
A
word
B
wordt
C
wort

Slide 10 - Quiz

Hij (kneden) het deeg zorgvuldig.
A
kneed
B
kneet
C
kneedt

Slide 11 - Quiz

(Kneden) jij vandaag het deeg voor de pizza?
A
kneed
B
kneet
C
kneedt

Slide 12 - Quiz

Wat zijn lidwoorden?
A
De, het en een
B
Doe-woorden
C
Zelfstandige naamwoorden
D
De

Slide 13 - Quiz

Lidwoorden staan altijd voor zelfstandige naamwoorden
A
Onjuist
B
Juist

Slide 14 - Quiz

Ik weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd moet spellen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Ik verstaa / versta / verstaat er geen woord van!

Het publiek applaudisseren / applaudisseert / applaudisseer wel vijf minuten.

De brandweerman red / ret / redt de bewoners uit het brandende huis.

Dat onthoud / onthout / onthoudt je toch nooit!

Lisette fantaser / fantaseer / fantaseert over een mooie toekomst.

De docent noteert / noteer / notert het huiswerk in zijn agenda.

Slide 16 - Open question

Het publiek applaudisseren / applaudisseert / applaudisseer wel vijf minuten.


De brandweerman red / ret / redt de bewoners uit het brandende huis.

Dat onthoud / onthout / onthoudt je toch nooit!

Lisette fantaser / fantaseer / fantaseert over een mooie toekomst.

De docent noteert / noteer / notert het huiswerk in zijn agenda.

Slide 17 - Open question

De brandweerman red / ret / redt de bewoners uit het brandende huis.


De brandweerman red / ret / redt de bewoners uit het brandende huis.

Dat onthoud / onthout / onthoudt je toch nooit!

Lisette fantaser / fantaseer / fantaseert over een mooie toekomst.

De docent noteert / noteer / notert het huiswerk in zijn agenda.

Slide 18 - Open question

Dat onthoud / onthout / onthoudt je toch nooit!

De brandweerman red / ret / redt de bewoners uit het brandende huis.

Dat onthoud / onthout / onthoudt je toch nooit!

Lisette fantaser / fantaseer / fantaseert over een mooie toekomst.

De docent noteert / noteer / notert het huiswerk in zijn agenda.

Slide 19 - Open question

Lisette fantaser / fantaseer / fantaseert over een mooie toekomst.

De brandweerman red / ret / redt de bewoners uit het brandende huis.

Dat onthoud / onthout / onthoudt je toch nooit!

Lisette fantaser / fantaseer / fantaseert over een mooie toekomst.

De docent noteert / noteer / notert het huiswerk in zijn agenda.

Slide 20 - Open question

komkommer / comkommer
A
komkommer
B
comkommer

Slide 21 - Quiz

cirkus of circus
A
cirkus
B
circus

Slide 22 - Quiz

accent of aksent
A
accent
B
aksent

Slide 23 - Quiz

Dictee nakijken
Politiehonden zijn niet voor niets vaak herders. Ze bezitten de goede eigenschappen. Herders zijn gehoorzame, moedige en enthousiaste honden. Met hun lange neus kunnen ze goed ruiken. Zo helpt de hond met het vinden van misdadigers. Hij zal hun spoor volgen. Heeft een persoon een voorwerp aangeraakt? De politiehond besnuffelt dan het voorwerp. Vervolgens zal hij de verdachte vrijwel zeker kunnen aanwijzen.

Slide 24 - Slide