Les 2 | Doe maar, dicht maar | beeldspraak

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesplanning


- Doe maar, dicht maar

- Beeldspraak

Slide 2 - Slide

Lesdoelen

Aan het einde van de les: 
 

- heb je zelf een gedicht geschreven

- kun je zien hoe een dichter zijn of haar gedicht sterker maakt met 'beelden'

- heb je je mindmap aangevuld

Slide 3 - Slide

Doe maar, dicht maar
Aan de hand van de meegebrachte kaarten, gaan we een
verhaaltje schrijven.
Voorbereiding:

Je gaat een verhaal schrijven over het voorwerp of de
mensen op jouw kaart. Je krijgt vijf minuten de tijd, je schrijft alles op wat er in je opkomt. Vragen die je op weg helpen: wat zijn de toekomstplannen van  het voorwerp op jouw kaartje?Waar leeft het voorwerp? Hoe ziet zijn, haar
wereld eruit?

Begin met schrijven, niets is fout.


5 minuten!



timer
4:00

Slide 4 - Slide

Doe maar, dicht maar
Stap 1: je omcirkelt vijf opvallende, bijzondere,
mooie woorden die je hebt opgeschreven.


Stap 2: je gaat er nu een gedicht  van maken:
Het worden drie versregels. De eerste regel heeft vijf lettergrepen. De tweede
versregel heeft zeven lettergrepen. De laatste regel heeft vijf lettergrepen.



Nu heb je je haiku geschreven!

Wie durft hem voor te dragen?



Haiku
Een haiku is een van oorsprong Japanse dichtvorm. Het bestaat uit drie versregels. De eerste heeft vijf, de tweede zeven en de derde regel heeft weer vijf lettergrepen. Zonder rijm.

Slide 5 - Slide

Dichtsoorten

Veel (moderne) gedichten hebben een vrije vorm; er is geen rijm, de regels zijn niet even lang en er zit geen ritme in. Dan ligt de nadruk meer op de inhoud dan op de vorm. Er zijn ook gedichten die wel een vaste vorm hebben.


Haiku. Deze heb je zelf gemaakt.


Ollekebolleke


Limerick

Ollekebolleke
Een grappig gedicht. Dit bestaat uit twee strofen van elk vier regels.
Limerick

Een lollig gedichtje van vijf regels.

Er was eens een vrouw uit Abcoude
Die graag op kattenvoer kauwde
Maar o wat een lol
Na zes blikken zat ze vol
Ze praatte niet meer, maar miauwde

O Wikipedia!
Wat een artikelen...
Zo veel te lezen en
Zo weinig tijd

Dat mijn onwetendheid
Encyclopedische
Omvang bereikt heeft
Is nu wel een feit

Slide 6 - Slide

Beeldspraak
Zo trots als een pauw
Die beer komt past niet van de glijbaan.
Oranje won goud! 
Het geluk lacht ons toe!
Hij ligt onder het vergrootglas. 

Wat bedoelen we en waarom gebruiken we dit (in gedichten)? 

Slide 7 - Slide

Beeldspraak

Slide 8 - Mind map

Beeldspraak
- Metafoor
- Vergelijking
- Metonymie
- Personificatie 

Slide 9 - Slide

Zoek voorbeelden op van de verschillende soorten beeldspraak. Schrijf het hier op.

Slide 10 - Open question

Beeldspraak 
Vergelijking: Na het sporten is zij zo rood als een tomaat. 
Je vergelijkt twee dingen met elkaar door een verbindingswoord.

Metafoor: Je plakt een beeld op iets/iemand, zonder verbindingswoord. Die tomaat heeft hard gesport. 


Slide 11 - Slide

beeldspraak 2.
Metonymie: je gebruikt een kenmerk of detail om iets aan te geven. Even de neuzen tellen.  De mensen willen meer blauw op straat. 

Personificatie: iets een menselijke eigenschap geven. 
Het gelukt lacht ons toe, de lucht huilt, het gevaar loert op elke straathoek. 

Slide 12 - Slide

uit: 'Gedichten' (1951)

Bommen, Paul Rodenko

De stad is stil.
De straten
hebben zich verbreed.
Kangeroes kijken door de venstergaten.
Een vrouw passeert.
De echo raapt gehaast
haar stappen op.

De stad is stil.
Een kat rolt stijf van het kozijn.
Het licht is als een blok verplaatst.
Geruisloos vallen drie vier bommen op het plein
en drie vier huizen hijsen traag
hun rode vlag.

---------------------------
 

Slide 13 - Slide


Bommen, Paul Rodenko

Vragen bij het gedicht

ì
Wat lees je?

ìWaar zit de
omwenteling?
Wat gebeurt er?

ìWaarom is het
stil in de stad?

ìHoe hebben de
straten zich verbreed?




Wat doen die
kangoeroes in het gedicht?
Lees je het
letterlijk of figuurlijk?

Wat zou de dichter hebben bedoeld? Letterlijk of figuurlijk? Probeer het in beide gevallen
te verklaren. Waar maakt hij een vergelijking mee? En als het letterlijk is bedoeld, hoe komen er kangoeroes op straat?


Slide 14 - Slide

Plak jouw Haiku hier!

Slide 15 - Open question

Wat heb je gelezen in het gedicht bommen?

Slide 16 - Open question