hfd 2 Taalverzorging Samengestelde zinnen KLASS (1)
Volgend SE: SE spelling:
4 onderdelen
Onderdeel 1:
samengestelde zinnen en de persoonsvormen in samengestelde zinnen.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Volgend SE: SE spelling:
4 onderdelen
Onderdeel 1:
samengestelde zinnen en de persoonsvormen in samengestelde zinnen.
Slide 1 - Slide
SAMENGESTELDE ZINNEN
In iedere zin staat een persoonsvorm.
Zinnen met één persoonsvorm en één onderwerp noem je
een enkelvoudige zin.
Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen.
Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.
Slide 2 - Slide
SAMENGESTELDE ZINNEN
De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met een voegwoord zoals en, want en maar staan de persoonsvormen en de onderwerpennaast elkaar.
Opawerkte. Omadeed het huishouden.
Opawerkte en omadeed het huishouden.
Iedereenviert feest. Hetis bevrijdingsdag.
Iedereenviert feest, want hetis bevrijdingsdag.
Slide 3 - Slide
SAMENGESTELDE ZINNEN
De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met voegwoorden zoals omdat, doordat en hoewel hoeven de persoonsvormen en de onderwerpenniet naast elkaar te staan.
Napoleons vrouwhad een hondje. Napoleonhield niet van dieren.
Napoelons vrouwhad een hondje, hoewel Napoleonniet van dieren hield.
Iedereenviert feest. Hetis bevrijdingsdag.
Iedereenviert feest, omdat hetbevrijdingsdag is.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin?
Slide 6 - Mind map
Enkelvoudige of samengestelde zin?
Ik kom vanavond niet thuis.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin
Slide 7 - Quiz
DOELEN
- je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen correct spellen
samengestelde zinnen
Slide 8 - Slide
PERSOONSVORMEN IN SAMENGESTELDE ZINNEN
Eerder leerde je hoe je de persoonsvormen en onderwerpen kunt vinden in samengestelde zinnen.
In deze les leer je de persoonsvormen goed spellen.
Slide 9 - Slide
PERSOONSVORMEN
IN EEN SAMENGESTELDE ZIN
Zet de zin in een andere tijd:
Je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom.
De werkwoorden die veranderen, zijn de persoonsvormen.
VOORBEELD:
Lotte denkt dat haar cijfer een voldoende is.
Lotte dacht dat haar cijfer een voldoende was.
Slide 10 - Slide
Het regent de hele dag. Wat is de persoonvorm?
A
dag
B
regent
C
het
D
hele
Slide 11 - Quiz
schema werkwoordspelling
Slide 12 - Slide
PERSOONSVORMEN
IN SAMENGESTELDE ZINNEN
Juist spellen van de persoonsvormen:
- Controleer of het werkwoord een persoonsvorm is
- Kijk of het werkwoord in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt) staat
- Kijk naar het onderwerp om te zien of de pv enkelvoud (ev) of meervoud (mv) is
- Vul de juiste vorm van het werkwoord in
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Het regent de hele dag en daar word ik niet blij van. Wat zijn de persoonvormen?
A
dag + blij
B
regent + word
C
het + de
D
regent + blij
Slide 15 - Quiz
Welke voegwoorden ken je?
Slide 16 - Mind map
Let op!
Voor een voegwoord schrijf je altijd een komma,
behalve voor het voegwoord "en"
Hij gaat bij de kachel zitten, want hij is koud.
Hij is vies en hij is erg koud.
Slide 17 - Slide
Het regent de hele dag en daar word ik niet blij van. Wat is het voegwoord in deze zin?
A
en
B
daar
C
ik
D
er zit geen voegwoord in deze zin
Slide 18 - Quiz
DOELEN
- je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen correct spellen