een hut in het bos dag 5 en 6

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Ik kook spaghetti in de pan.

De wip gaat omhoog en omlaag.

Zes is een cijfer.

Hij is een jongen.

Zij is een meisje.

Daar is Nederland.

De bij zit op de bloem.

Ik ben bij jou.

                                                    De stoel is bij de tafel.

Ik zit op de ............

1. pan
2. bij
3. wip
4. zes

Wat zie je?

1. Zij is voor haar.
2. zij is naar haar.
3. Zij is op haar.
4. Zij is bij haar.

1. Hij is een jongen.
2. Zij is een jongen.
3. Hij is een meisje.
4. Zij is een meisje.

Waar naar toe?i

1. Ik ga naar school.
2. Ik ga naar zee.
3. Ik ga naar het AZC.
4. Ik ga naar de wc.

Waar naar toe?

1. Ik ga naar zee.
2. Ik ga naar school.
3. Ik ga naar de wc.
4. Ik ga naar huis.

Waar naar toe?

1. Ik ga naar zee.
2. Ik ga naar school.
3. Ik ga naar de wc.
4. Ik ga naar huis.

Hij roept: HELP!!!!!

Ik kom op het feest.

Het dak op het huis.

Hij geeft het pak aan mij.

Het is pak is een broek en een jasje.

Een paar schoenen zijn 2 schoenen.

Woon jij op het AZC?

Hoe ga jij naar school?

Wat is niet 'pak'?

1. 
2. 
3. 
4. 

Tekst

Ik heb een pak aan.

het dak van het huis.

een paar = 2

Ik roep heel hard!

Ik zit op de wip.

In de put is water.

kom

roep

Ik ................. de poes.

Ik ................ bij jou.

Ik ............ de juf.

Ik ............. help.

Ik .............. thuis.

Ik ............. morgen op de fiets.