Read your book
Do: Wordsearch / crossword
This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
- iemand omschrijven (Terugblik: Wie is het..)
- vragen maken met to be en have got
- enkelvoud veranderen naar meervoud
I am great
you/ they/ we are great
she/ he/ it is great
Ik heb een kat. I have got a cat.
Hij heeft een kat. He has got a cat.
Zij hebben een kat. They have got a cat.