Les 3

Les 3
1 / 26
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Les 3

Slide 1 - Slide


Huiswerk:

Maak een boodschappenlijstje in het Nederlands.
Koop je boodschappen op de markt.
Welke zinnen gebruik je?
Maak een foto van de producten die je hebt gekocht.
Vraag aan de groenteboer hoe het met hem gaat.

Slide 2 - Slide


Extra

Op onderstaande website kun je oefenen met extra spreekoefeningen.

https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-spreken-les1/

Extra oefenen met NT2
Wat zeg je als je iemand tegenkomt op straat?

Slide 3 - Slide

Grammatica imperatief
De imperatief zijn korte maar duidelijke instructies:

Ga aan boord
Pak je koffers
Dans met mij mee
Doe de deur dicht

Slide 4 - Slide

Hoofdstuk 6
Samen:
Lees de dialoog 
Maak opdracht 1

Slide 5 - Slide



Bestek:                     vork    .............     .............











Slide 6 - Slide

Voca kijk op blz. 86 

Slide 7 - Slide

het hoofdgerecht

Slide 8 - Open question

het voorgerecht

Slide 9 - Open question

de serveerster

Slide 10 - Open question

de tafel

Slide 11 - Open question

de dagschotel

Slide 12 - Open question

Eet smakelijk

Slide 13 - Open question

Ik heb honger

Slide 14 - Open question

Ik houd van biefstuk.

Slide 15 - Open question

Laat de rest maar zitten.

Slide 16 - Open question

Vragen om iemands mening.

Hoe vind je ............ ?
Wat vind je van .......... ?
Vind je ................. lekker?
Houd je van ............. ?
En hoe is jouw voorgerecht?



++(Ik vind het) heerlijk                + -  Het gaat wel                            Ik houd niet van...
+ (Ik vind het) lekker                    + - Ik houd niet zo van....             (Ik vind het) niet zo lekker
                                                           + - Ik vind het niet zo lekker      Ik houd niet van....
                                                                                                                     Ik vind het niet lekker
                                                                                                                     Ik vind het vies










Slide 17 - Slide



mogen 
Mag ik een ijsje? = toestemming (permission)

willen
Ik wil een nieuwe auto. = wens (wish)
moeten
Hij moet naar de tandarts. = noodzaak (necessary)

kunnen
We kunnen veel Nederlands spreken. = iets kunnen (capable)

zullen
Zullen we morgen naar de bioscoop gaan? = voorstel (to propose)



Blz. 90 Opdracht 4 en 5 samen

Slide 18 - Slide

Oefenen
Opdracht 4

Slide 19 - Slide

                                                            Dialoog restaurant:
A Goedenavond
B Goedenavond
A Hebt u een tafel voor ons? 
B Ja hoor, daar bij het raam. Hier is de menukaart.
A Ik wil graag (drankjes) .....................
B Alstublieft hier zijn de drankjes. Heeft u al een keuze kunnen maken?
A Ja ik wil graag (Kies uit de menukaart) ............................................
B (Na het eten) Wilt u nog een toetje?
A Ja, ik wil graag ..............
B Alstublieft, eet smakelijk.
A Kunnen we betalen? Mogen we de rekening?
B Dat is dan € 67,-
A Maakt u er maar € 70,- van.
B Dank u wel! Fijne avond nog.
A Fijne avond!

Slide 20 - Slide

 Serveerster 

-Goedenavond, heeft u gereserveerd?

-Ja hoor daar bij het raam.

- Heeft u al een keuze kunnen maken?

- Wilt u nog een toetje?

- Heeft het gesmaakt?

- Dat is dan € 55,00
- Dank u wel, fijne avond
 Klant

-Goedenavond, nee maar heeft u nog een tafel voor twee personen?
-Heeft u een menukaart voor ons?

-Ja ik neem als voorgerecht .....en als hoofdgerecht ..... en mijn man neemt ....
-Ja ik wil graag .......

- Het was heerlijk! Mogen we de rekening?

- Maakt u er maar € 60,00 van.
- Fijne avond!

Slide 21 - Slide

lekker                                                                niet lekker

Slide 22 - Slide

Wat vind je lekker?

Ik vind ......... lekker. 
Ik hou van ............


Wat vind je niet lekker?

Ik vind ......... niet lekker.
Ik hou niet van ..........

Kijk op blz. 93
      




Slide 23 - Slide

Huiswerk
opdracht 5
Ga naar een café of restaurant en voer het gesprek in het Nederlands.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Vragen bij het filmpje

1 Waarom zijn ze met z'n 3en?
2 Wat willen ze later beginnen?
3 Hebben ze al een naam voor het restaurant?
4 Wat voor soort restaurant moet het worden?
5 Voor hoeveel mensen moeten de jongens koken?
6 Is het een krap schema? Wat betekent het woord 'krap'?
7 Hoe lang hebben ze de tijd om het eten mee te geven?
8 Hoeveel liter sinaasappelsap hebben ze nodig?
9 Hoeveel kilo hamburgers?
10 Wat moeten ze met de blaadjes sla doen?
11 Het is geen speeltuin hier, waarom zegt de kok dat?
12 Welke moeilijke vraag stelt Tess aan de jongens?

Slide 26 - Slide