H1.3 onderwerp-alinea 1C KGT

Welkom klas 1C - 

Leg al je spullen klaar:
werkboek, schrift, agenda, etui

Start met de woordzoeker
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom klas 1C - 

Leg al je spullen klaar:
werkboek, schrift, agenda, etui

Start met de woordzoeker

Slide 1 - Slide

Wie zit er op volleybal?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Aan het werk
H 1.3 - opdracht 8
3 minuten

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Wat leer je deze les?
• een titel en een tussenkopje herkennen
• hoe je het onderwerp van een tekst vindt
• een alinea herkennen.

Slide 6 - Slide

Aan het werk
H 1.3 - opdracht 9
6 minuten

Slide 7 - Slide

Stelling
Bij het RTC worden volleybal en onderwijs gecombineerd. De jonge sporters functioneren in een omgeving waar volleybal centraal staat. Daarnaast wordt er veel aandacht besteed aan onderwijs, waardoor de jonge talenten ook een schooldiploma kunnen behalen.

Slide 8 - Slide

Stelling
Vind jij het goed dat jongeren topsport en onderwijs kunnen combineren?

Slide 9 - Slide

Huiswerk
vrijdag 11-11
Alle leerteksten H1.3 lezen.

Slide 10 - Slide

Welkom klas 1C - 

Leg al je spullen klaar:
werkboek, schrift, agenda, etui, 

Slide 11 - Slide

Bespreken met je buur
  1. Wat is een titel?
  2. Wat is een tussenkopje?
  3. Wat is een deelonderwerp?
  4. Hoe vind je het onderwerp in de tekst?
  5. Wat is een alinea?
  6. Hoe herken je een alinea?
  7. Wat zijn de verschillen: verkennend en nauwkeurig lezen?
timer
5:00

Slide 12 - Slide

Wie heeft er een hond?
Wat kan jou hond heel goed?

Slide 13 - Slide

lees het artikel verkenend
Hoe lees je verkennend?
Welke onderdelen lees je?

Slide 14 - Slide

Verkennend lezen doe je zo:
• Lees de titel en de tussenkopjes.
• Lees de eerste en de laatste alinea.
• Lees de woorden die vet- of schuingedrukt gedrukt zijn.
• Bekijk de plaatjes en lees de tekst bij de plaatjes.
• Lees de informatie onder de tekst (de bron).

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Stel jezelf daarbij vragen als:
• Wat is het onderwerp van de tekst?
• Wat weet ik al over het onderwerp?
• Wat voor tekst is het? Bijvoorbeeld een recept, een krantenbericht?
• Wat is de bron en wie is de schrijver?

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Video

lees het artikel nauwkeurig
Hoe lees je nauwkeurig?
Welke onderdelen lees je?

Slide 20 - Slide

Nauwkeurig lezen
Om precies te weten wat er in een tekst staat, lees je hem nauwkeurig. Je leest de tekst met aandacht, zin voor zin.

Slide 21 - Slide

Lees alinea 1 t/m 3
Daarna een quizvraag!

Slide 22 - Slide

Alinea 3
Een ander woord voor hond 

Slide 23 - Slide

Alinea 3
Een ander woord voor hond =

viervoeter

Slide 24 - Slide

Lees alinea 4
Daarna een quizvraag!

Slide 25 - Slide

Alinea 4
Hoeveel procent van de honden brachten het verkeerde speeltje bij hun baasje terug?

Slide 26 - Slide

Alinea 4
Hoeveel procent van de honden brachten het verkeerde speeltje bij hun baasje terug? = 

100 - 86 = 14 procent

Slide 27 - Slide

Lees alinea 5
Daarna een quizvraag!

Slide 28 - Slide

Alinea 5
Wat kunnen honden goed?
Noem 3 dingen.

Slide 29 - Slide

Alinea 5
Wat kunnen honden goed?
Noem 3 dingen.
Goed uitdrukken wat ze willen,
gebaren en bevelen van mensen begrijpen.

Slide 30 - Slide

Lees alinea 6
Daarna een quizvraag!

Slide 31 - Slide

Alinea 6
Noem 3 dingen waar honden geschikt voor kunnen zijn.

Slide 32 - Slide

Alinea 6
Noem 3 dingen waar honden geschikt voor kunnen zijn. 

Waken, gezelschap houden, jagen,
schapen drijven

Slide 33 - Slide

Stelling
Het is zielig voor honden om mee te doen aan wereldkampioenschappen.

Slide 34 - Slide