Week 10 - Grammatica- klas 1

Grammatica
Cursus 5 - Grammatica (woordsoorten)
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Grammatica
Cursus 5 - Grammatica (woordsoorten)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Doelen deze week:

Lesdoelen:
- Je kunt alle woordsoorten tot nu toe herkennen. 
- Je weet welke woordsoorten je in het bijzonder nog moet oefenen. 



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Grammatica

Zinsdelen (ZD)                                                         Woordsoorten (WS)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandige naamwoorden
  • Zelfstandige naamwoorden (ZN) zijn mensen dieren, planten/ dingen/ gevoelens (verdriet) en begrippen (jaar). 

  • Eigennamen (voornamen en plaatsnamen) zijn ook zelfstandige naamwoorden (ZN-E)

  • Je kunt altijd lidwoorden (de, het of een) voor een zelfstandig naamwoord zetten.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Lidwoorden (BLW/OLW)
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. 

Een lidwoord (lw) hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord: het (lw) raadsel (zn). 

Bepaalde lidwoorden: de en het (blw)
Onbepaalde lidwoord: een (olw)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Lidwoorden (BLW/OLW)
Let op:
Het woord het is geen lidwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort.
Bijvoorbeeld: Het is nog vroeg, maar het is buiten al donker.

Het woord een is geen lidwoord als je het uitspreekt als 1
Bijvoorbeeld: Een van de leerlingen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Bijvoeglijk naamwoord (BN)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord: mooie zegt iets over stad.
Brugge is een mooie (bn) stad (zn)

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (st.bn) zegt van welke stof iets gemaakt is: zilveren kettingen, een wollen vest.


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

ZELFSTANDIG WERKWOORD
Afkorting - ZWW

Bekijk de volgende zin: 
– Bij het tankstation heeft de chauffeur een krant gekocht.

In deze zin is gekocht een zelfstandig werkwoord (zww). Een zelfstandig werkwoord zegt wat iets of iemand doet (werken, gamen, blaffen) of overkomt (krijgen, struikelen). Het heeft een duidelijke betekenis.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

HULPWERKWOORD
Afkorting - HWW

– Bij het tankstation heeft de chauffeur een krant gekocht.

De persoonsvorm heeft is een hulpwerkwoord (hww). Hulpwerkwoorden komen voor in elke zin met meer dan één werkwoord. 
Ze ‘helpen’ om het gezegde te maken: hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

LET OP!!


Bij twee of meer werkwoorden in de zin is de persoonsvorm (pv) een hulpwerkwoord. Het zelfstandig werkwoord staat meestal achter in de zin.

– Bij het tankstation heeft de chauffeur een krant gekocht.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
Afkorting - Pers.vnw

Bekijk de volgende zin:
– Lieke zegt dat ze altijd met haar moeder naar de tandarts gaat.

Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon of ding aan: ze gaat naar de tandarts; hij; is nogal lui zij; zijn een dagje weg deze vulpen is van mij.


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD
Afkorting - Bez.vnw

Bekijk de volgende zin:
– Lieke zegt dat ze altijd met haar moeder naar de tandarts gaat.

Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: met haar moeder; jouw; nieuwe tas onze; vrienden dit is mijn vulpen.





Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Instructie - Voorzetsel
Een voorzetsel (vz) wordt meestal vóór een woord of een groepje woorden gezet, soms erachter. Samen vormen ze een zinsdeel dat vaak een plaats, tijd of reden/oorzaak aangeeft.

Tip: gebruik  .................... de kast
                           .................... het feest 
   om te checken of het een voorzetsel is!

 








Slide 13 - Slide

plaats (waar?): achter je, bij ons thuis, op tafel, te Volendam;
tijd (wanneer?): na de lunch, tijdens de filmvoorstelling, onder de les Engels;
reden (waarom?) of oorzaak (waardoor?): vanwege een ruzie, door het ongeluk.
Instructie - Bijwoord
Bekijk de volgende zin:
Morgen (bwb) / komt / het Scapino Ballet / hier (bwb) / een voorstelling / geven.

In deze zin zijn de woorden Morgen en hier bijwoorden. 
Als een bijwoordelijke bepaling uit één woord bestaat, is dit woord als woordsoort een bijwoord (bw).

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Instructie - Bijwoord
Zo herken je een bijwoord:
  • Een bijwoord kan van alles aangeven, bijvoorbeeld: tijd, plaats, reden/oorzaak, onzekerheid en ontkenning
  • Een bijwoord kan iets zeggen over: 
    - een hele zin
    - een werkwoord
    - een bijvoeglijk naamwoord
    - een ander bijwoord


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Instructie - Bijwoord
Sommige bijwoorden kun je verwarren met andere woordsoorten.

  • Een bijwoord lijkt soms op een bijvoeglijk naamwoord, maar dat laatste zegt iets over een zelfstandig naamwoord en een bijwoord niet.
  • Delen van scheidbare werkwoorden (aankijken, namaken) zijn geen voorzetsel, maar bijwoord.
    De docent / legt / het lijdend voorwerp / uit. (uit = bw; deel van uitleggen)


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Terugblik leerdoelen

Lesdoelen:

- Je kunt alle woordsoorten tot nu toe herkennen. 
- Je weet welke woordsoorten je in het bijzonder nog moet oefenen. 


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Les 1 
Inhoud van deze les

- Oefenen met woordsoorten in tweetallen
Stap 1: maak zelf een tweetal
Stap 2: ga naar Kahoot.it
Stap 3: log in met de code!                                         Welk tweetal gaat winnen? 

- Stap 4: reflectie leerdoelen (Exit ticket)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

EXIT - TICKET

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Welke woordsoorten begrijp je al goed?

Kies uit: ZN - BN - LW - ZWW - HWW - Pers. VNW - Bez. VNW - VZ - BW (je mag er meerdere kiezen)

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Welke woordsoorten wil je in de volgende les oefenen?

Kies uit: ZN - BN - LW - ZWW - HWW - Pers. VNW - Bez. VNW - VZ - BW (je mag er meerdere kiezen)

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Les 2 
Inhoud van deze les
- Welke onderdelen heb jij gisteren ingevuld op het Exit-ticket?
- Oefenen met dit onderdeel!

Stap 1: Ga naar NieuwNederlands online
Stap 2: Klik op Cursus 5 - Grammatica en ga naar Trainen
Stap 3: Klik op het onderdeel dat jij wilt oefenen. Aan de slag! 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Les 3 en 4
Inhoud van deze les
- Oefentoets maken over woordsoorten in tweetallen

Stap 1: Ga in je tweetal zitten. 
Stap 2: Maak de hele oefentoets over de woordsoorten samen. 
Stap 3: Kijk de toets samen na. Je vindt het antwoordblad bij de docent. 
Stap 4: Waar maken jullie nog veel fouten? Ga met dit onderdeel aan de slag!

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

DUO'S 1HA

1.   Aeson + Jochem
2.  Aras + Max
3.  Daimy + Suus
4.  Emma + Dani
5.  Isalie + Coen
6.  Jennah + Sem





7. Jill + Sam
8.  Joris + Elin
9. Kyan + Stevan
10.  Lindsy + Silvijn
11.  Maud + Thomas
12.  Merle + Matthijs

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

DUO'S 1HB

1.   Bente + Danilo
2.  Delayla + Gijs
3.  Femke + Tayfun
4.  Iann + Ingmar
5.  Leine + Esra
6. Tess + Ebbi



7.  Madée + Jayren
8. Mae-Lynn + Isabel
9.  Pepijn + Yvon
10.  Sophie + Melvin
11.  Tristan + Naud
12. Benthe + Amber

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

DUO'S 1HC

1.   Dewi + Imar
2.  Isis S + Rimke
3.  Lana + Maud
4.  Jara + Liam
5.  Jason + Thierry
6.  Jurre + Storm




7. Kenji + Nore
8. Tes K + Tess vd
9.  Sophie + Vince
10.  Elena + Syl
11.  Mart + Tuana
12. Djay + Isis V

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

KEUZEMENU VOOR VANDAAG

Keuze 1 - Zelfstandig stil werken aan de opdrachten uit
§6 en §8 voor deze week. 

Keuze 2 - Extra instructie over een woordsoort naar keuze

Keuze 3 - Instructievideo Classroom bekijken








Lesdoel:
aan het eind van de les heb je aan de hand van je eigen keuze, geoefend met de woordsoorten. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions