Paragraaf 4.3 Crisis in de wereld

Crisis in de wereld
1 / 39
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Crisis in de wereld

Slide 1 - Slide

Herhalen
We gaan zo eerst wat doelen van de vorige lessen herhalen.

Slide 2 - Slide

In welk jaar begon de Eerste Wereldoorlog?
A
1914
B
1915
C
1918
D
1940

Slide 3 - Quiz

Welke landen waren in 1914 de Centralen?
A
Duitsland, Italie en Oostenrijk-Hongarije
B
Frankrijk, Rusland en Engeland
C
Duitsland, Engeland en Nederland
D
Italie, de VS en Rusland

Slide 4 - Quiz

Wat was de rol van Nederland tijdens de oorlog?
A
Vochten met de Duitsers mee
B
Nederland was neutraal
C
Vochten met de Fransen mee
D
Eerst neutraal, later hielpen we de Belgen

Slide 5 - Quiz

In welk jaar werd er een wapenstilstand gesloten?
A
1916
B
1917
C
1918
D
1919

Slide 6 - Quiz

Wapenstilstand
In 1918 gaven de Duitsers zich onvoorwaardelijk over.
Dat wil zeggen dat ze niet mee mochten praten tijdens de vredesbesprekingen.

Slide 7 - Slide

Wapenstilstand
De Duitse soldaten waren teleurgesteld in hun regering. 
Het Duitse leger hield nog steeds stand tegen een grote overmacht. Toch gaf de regering zich over. 
Op de kaart zie je de frontlinie in 1918. De Duitsers hebben dan nog steeds grote delen van Belgie en Noord-Frankrijk in handen. 

Slide 8 - Slide

Vrede van Versailles
In 1919 beslisten de overwinnaars: de VS, Engeland, Frankrijk en Italie over het lot van de verliezers. 
Frankrijk wilde Duitsland heel zwaar straffen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Vrede van Versailles
1. Duitsland kreeg de schuld van de Eerste Wereldoorlog.    2. Duitsland moest grondgebied en kolonien afstaan.
3. Duitsland mocht geen soldaten hebben aan de grens met Frankrijk.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Vrede van Versailles
4. Het Duitse leger mocht niet groter zijn dan 100.000 man met lichte wapens.
5. Duitsland moest herstelbetalingen doen aan Frankrijk en Engeland.
Duitsland werd hard gestraft door de overwinnaars. Ze verloren veel steenkool, fabrieken, grond en moesten veel goud betalen aan Frankrijk en Engeland.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Keizer Wilhelm II
De Duitse keizer was bang om vervolgd te worden.
Hij vluchtte naar het neutrale Nederland. Hij overleed in 1941 in Doorn. 

Slide 15 - Slide

In welk jaar werd de Vrede van Versailles getekend?
A
1918
B
1919
C
1920
D
1921

Slide 16 - Quiz

Wat is geen punt uit de vrede van Versailles?
A
Duitsland kreeg de schuld van de oorlog
B
Duitsland moest herstelbetalingen doen
C
Duitsland mocht de kolonien houden
D
Duitsland moest grondgebied afstaan

Slide 17 - Quiz

Hoe liep het af met de Duitse keizer Wilhelm II?
A
Hij mocht keizer van Duitsland blijven
B
Hij werd vermoord door een Britse spion
C
Hij werd opgesloten na de vrede van Versailles
D
Hij vluchtte naar het neutrale Nederland

Slide 18 - Quiz

Door de vrede van Versailles ziet de kaart van Europa er heel anders uit. Er ontstaan nieuwe landen zoals Polen, Tsjechoslowakije en Joegoslavie. 

Slide 19 - Slide

Herstelbetalingen
De herstelbetalingen waren voor Duitsland niet op te brengen. Het bedrag was veel te hoog. 
De Fransen vielen daarom het Duitse Ruhrgebied binnen om zelf de betalingen op te halen.
Een Franse soldaat stuurt een Duitse burger weg.

Slide 20 - Slide

Dawesplan
De Amerikanen gaan Europa helpen. Ze lenen in 1924 Duitsland geld om de economie op te bouwen en zodat ze Frankrijk kunnen betalen. Dit hielp Duitsland er weer een beetje bovenop.

Slide 21 - Slide

Even gaat het goed
Tussen 1924 en 1929 bloeit de economie in Europa weer op. Berlijn wordt een bruisende stad.
Berlijn werd de stad voor dans en cabaret
Berlijn bloeide op na 1924

Slide 22 - Slide

Beurskrach
In 1929 stortte de Amerikaanse beurs in. Veel Amerikanen hadden geld geleend om aandelen te kopen. Ze hoopten zo rijk te worden. Toen de beurs instortte waren ze hun geld kwijt. Velen raakten ook werkloos. Daardoor konden ze geen producten meer kopen. Het gevolg was een wereldwijde economische crisis.
De economische crisis trof rijke en arme mensen

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Crisis in Duitsland
De crisis raakte Duitsland extra hard. De Amerikanen wilden hun geld terug. Duitse bedrijven gingen failliet en veel Duitsers raakten werkloos. 
Foto van een Duitser tijdens de economische crisis. Hij is op zoek naar werk en wil alles wel doen.

Slide 26 - Slide

Onvrede in Duitsland
In Duitsland twijfelden mensen over de democratisch gekozen regering. Het had ze immers de Vrede van Versailles gebracht en nu ook nog een economische crisis vonden veel mensen. 
In Duitsland braken protesten uit tegen het verdrag van Versailles, veel Duitsers vonden het oneerlijk.

Slide 27 - Slide

Welke twee landen ontstonden er na WOI in Europa?
A
Joegoslavie en Nederland
B
Polen en Zwitserland
C
Polen en Joegoslavie
D
Belgie en Ierland

Slide 28 - Quiz

Welk land kwam met het Dawesplan om Duitsland te helpen?
A
De VS
B
Frankrijk
C
Rusland
D
Turkije

Slide 29 - Quiz

In welk jaar breekt er een zware economische crisis uit?
A
1918
B
1929
C
1930
D
1933

Slide 30 - Quiz

Hoe denken sommige Duitsers over democratie na 1929?
A
Ze zijn er heel tevreden over
B
Positief, het heeft ze veel goeds gebracht
C
Negatief, het brengt ze veel slechts
D
Negatief, ze mogen niet meer stemmen

Slide 31 - Quiz

Russische Revolutie
In 1917 brak er in Rusland een revolutie uit. Een revolutie is een grote plotselinge verandering in een korte tijd.
Rusland werd communistisch en kreeg een nieuwe naam: Sovjet-Unie.
De communisten grepen onder leiding van Lenin in 1917 met geweld de macht. Ze vermoordden de tsaar en zijn familie.

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Communisme
In een communistisch land zijn alle fabrieken en grond van de staat. De regering probeerde er voor te zorgen dat iedereen in de Sovjet-Unie hetzelfde verdiende. Sommige Duitsers vonden dat dit in hun land ook moest gebeuren.
In Duitsland gingen de communisten ook de straat. Er braken vaak vechtpartijen uit tussen communisten en andere groepen. 

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

In welk jaar was de Russische Revolutie?
A
1917
B
1918
C
1930
D
1933

Slide 36 - Quiz

Wie was de leider van de communisten?
A
Keizer Wilhelm II
B
Adolf Hitler
C
Lenin
D
Napoleon

Slide 37 - Quiz

Welke omschrijving past het beste bij communisme?
A
Boeren mogen zelf weten wat ze verbouwen
B
De overheid bepaald wat er geproduceerd in fabrieken en landbouw
C
Ondernemers zijn de baas over hun fabriek en winkel
D
Er zijn grote verschillen tussen arm en rijk

Slide 38 - Quiz

Personen
Keizer Wilhelm II
Lenin

Begrippen
Vrede van Versailles
Herstelbetalingen
Beurskrach
Russische Revolutie
Communisme
Jaartallen
1917
1918
1919
1924
1929

Slide 39 - Slide