Les 1.2 14 sep

Welcome h3p!
1. Put your phone in the phonebag
2. Take your book and notebook out
3. Put your pencil case on your table. 



Today
  • Play Quizlet (vocabulary 1.1 & 1.2)

  • Check homework exercises
  • Recap grammar: past simple & present perfect
       -  Translate the sentences
  • Work on homework exercises
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welcome h3p!
1. Put your phone in the phonebag
2. Take your book and notebook out
3. Put your pencil case on your table. 



Today
  • Play Quizlet (vocabulary 1.1 & 1.2)

  • Check homework exercises
  • Recap grammar: past simple & present perfect
       -  Translate the sentences
  • Work on homework exercises

Slide 1 - Slide

Check homework
GB page 4
Exercise 1

Slide 2 - Slide

Please take
your notebook in
front of you

Slide 3 - Slide

Past simple 
Vorm:

1. Werkwoord + -ed
2. Onregelmatig werkwoord (2e uit het rijtje)

Gebruik:
Iets is in het verleden gebeurd en is nu afgelopen
Columbus discovered America in 1492.
They went to the park yesterday.

Slide 4 - Slide

Past simple 
Signaalwoorden:

yesterday
in .... (jaartal)
the other day/week
this morning
on .... (dag)
ago
last
earlier

Slide 5 - Slide

Present perfect
Vorm:

Has / have + voltooid deelwoord 
(werkwoord + ed / onregelmatig werkwoord 3e rijtje)
Gebruik:
1. Iets is in het verleden begonnen en nu nog aan de gang

I have lived in Eindhoven since 1998.

Slide 6 - Slide

Present perfect
Gebruik:
2. Iets is in het verleden gebeurt en je merkt nu het resultaat

Jack feels sick. He has eaten too many sweets.

3. Praten over ervaringen (in iemands leven tot nu toe)

I have never been to Paris in my life.

Slide 7 - Slide

Present perfect
Signaalwoorden:

since
yet
so far
just
already
for
(n)ever
lately

Slide 8 - Slide

Past simple vs Present perfect
  • duidelijke tijdsbepaling, activiteit is afgelopen
Past simple
gisteren, vorige week/maand, twee uur geleden, in 2010 etc.
Ik heb haar gisteren gezien.   >  I saw her yesterday.
Ze is haar iPhone vorige week kwijtgeraakt.   >   She lost her iPhone last week.

Slide 9 - Slide

Past simple vs Present perfect
  • geen of onduidelijke tijdsbepaling
  • activiteit is in het verleden begonnen maar gaat nog door/is nu nog belangrijk
Present perfect
Ze is haar iPhone kwijtgeraakt.   >  She has lost her iPhone.
Ik heb haar sinds gisteren niet meer gezien.   >   I haven't seen her since yesterday.
Peter is gevallen. Nu doet zijn knie pijn.   >  Peter has fallen. Now his knee hurts.

Slide 10 - Slide

Past simple vs Present perfect
Meg heeft vorig jaar twee marathons gelopen.  >  Meg ran two marathons last year.
Meg heeft twee marathons gelopen.  >  Meg has run two marathons.
Ik ben gisteren mijn sleutels kwijtgeraakt.  >  I lost my keys yesterday.
Ik ben mijn sleutels kwijtgeraakt.  >  I have lost my keys.

Slide 11 - Slide

Translate
  1. Ik heb de Titanic al drie keer gezien, maar ik ga hem vanavond weer kijken.
  2. Jullie hebben nog nooit een ander land bezocht, toch?
  3. Had jij gisteren niet een wiskunde(=maths) toets?
  4. Heb je ooit in Barcelona gewoond? Nee, dat heb ik niet.
  5. John en Peggy hebben net het boek gelezen. Nu gaan ze de film kijken.
  6. Mijn ouders hebben in 2011 een nieuwe auto gekocht.
timer
6:30

Slide 12 - Slide

Translate
  1. I have already seen the Titanic three times, but I'm going to watch it
    again tonight.
  2. You have never visited another country, have you?
  3. Didn't you have a maths test yesterday?
  4. Have you ever lived in Barcelona? No, I haven't.
  5. John and Peggy have just read the book. Now they are going to watch
    the film/movie.
  6. My parents bought a new car in 2011.

Slide 13 - Slide

Do the exercises
Work on exercises
Finished?
-  Study: Vocabulary 1.3
Do: Exercise 2A & 2B (GB page 4-5)

Slide 14 - Slide