Lesson 2

Today
  1. WRTS time!
  2. Rewind
  3. Homework check
  4. Grammar: past simple
  5. Practise
  6. Words, lesson 2
  7. (home)work
  8. Looking back
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Today
  1. WRTS time!
  2. Rewind
  3. Homework check
  4. Grammar: past simple
  5. Practise
  6. Words, lesson 2
  7. (home)work
  8. Looking back

Slide 1 - Slide


Aan het einde van deze les..

  1. .. weet je wat de past simple is. 
  2. ..weet je hoe de past simple van 'to be' in het Engels gebruikt.
  3. .. kun je verschillende sporten in het Engels benoemen.
  4. .. heb je kennis gemaakt met de words van lesson 2. 

Slide 2 - Slide

timer
5:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide


Slide 5 - Open question

2. Homework check

Homework was:
  • exc. 4 t/m 7 
  • exc. 9 
  • practise more, unit 6, lesson 1:
    ONLY words 1 + words 2 (online)
Please, open p. 62

Check together: exc. 4/5/7

Slide 6 - Slide

Past simple; 
was & were

Slide 7 - Slide

Neem over:
  • I was tired last night. 
  • She was sick last week.

  • We were at a party Saturday.
  • My brother and sister were home alone three days ago.
Wanneer spelen deze zinnen zich af?
  • I was tired last night
  • She was sick last week.
  • My brother and sister were home alone three days ago.

  • Deze zinsdelen noemen we 'bepalingen van (verleden) tijd'
  • Ze vertellen iets over wanneer iets gebeurd.
  • Door deze zinsdelen, weet je dat je de verleden tijd moet gebruiken.

Slide 8 - Slide

  • Als de tijd waarin de zin staat veranderd, moet het werkwoord dus ook veranderen. 

Wat is het werkwoord in deze twee zinnen?
I was tired last night. 
She was sick last week.

  • I was tired last night. 
  • She was sick last week.

En in deze twee zinnen?
We were at a party Saturday.
My brother and sister were home alone three days ago.
  • We were at a party Saturday.
  • My brother and sister were home alone three days ago.

  • Waarom gebruiken we in de eerste twee zinnen was en in de laatste twee zinnen were, denk je?
  • JA! Dat heeft te maken met het onderwerp!
  • SHE / HE / IT  / I--> WAS
  • YOU / WE / THEY / --> WERE

Slide 9 - Slide

WAS

  • Verleden tijd van het werkwoord 'to be' (zijn)
  • Gebruik je als het onderwerp van de zin HE / SHE / IT / I is.
  • Gebruik je als er een bepaling van verleden tijd in de zin staat.
WERE

  • Verleden tijd van het werkwoord 'to be' (zijn)
  • Gebruik je als het onderwerp van de zin YOU / WE / THEY is.
  • Gebruik je als er een bepaling van verleden tijd in de zin staat.

Slide 10 - Slide

Exc. 8, p.64

Slide 11 - Slide

lesson 2
Please, open your book: p.160

Slide 12 - Slide

Homework:

Monday, June 20th:
Maken:
  • exc. 11 A/B, 12 t/m 15 (p.67-p.69)
  • practise more, unit 6, lesson 1: grammar 1 & 2 (online)
Leren:
words lesson 1 & 2 (p.160)
  • Voor jezelf.
  • In stilte.
  • Muziek mag.
  • Tijd tot aan de afsluiting van de les. 
  • Klaar? Dan woordjes oefenen met WRTS (via Classroom)

Slide 13 - Slide

Wanneer gebruik je 'was' en 'were'?

Slide 14 - Open question