Les 6

Weer & Klimaat
1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Weer & Klimaat

Slide 1 - Slide

Programma
Binnenkomst + absentie (5 min)
Check vorige lessen (7 min)
Leerdoelen (3 min)
Opdrachten klimaatfactoren 1 tm 3 (15 min)
Uitleg klimaatfactoren 1 tm 3 (20 min)
Afsluiting + start huiswerk (10 min) 

Slide 2 - Slide

Check: weten we het nog?
Op je wisbordje

1. Wat is het verschil tussen de begrippen 'weer' en 'klimaat'?

2. Welk klimaat heeft Nederland en welke kenmerken horen bij dit klimaat?

Zorg dat anderen jouw antwoorden niet zien.

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je
1. uitleggen wat er met het begrip 'klimaat' wordt bedoeld;
2. de eerste drie van de vijf klimaatfactoren uitleggen en toepassen;
- Uitleggen en toepassen 'breedteligging'
- Uitleggen en toepassen 'hoogteligging'
- Uitleg en toepassen 'gesteldheid van het aardoppervlak' 


Slide 4 - Slide

Aan het werk- groep 1

Wat: 
- Werkblad breedteligging 
- Werkblad hoogteligging -> temp van de plaatsen A tm F
- Werkblad gesteldheid aardoppervlak


Hoe: in tweetallen 

Hulp: groepsgenoten 

Tijd: 15 minuten

Klaar: Werkboek 1.2 vraag 1 + 4 + 5


Aan het werk- groep 2

Wat: 
- Werkblad breedteligging 
- Werkblad hoogteligging -> temp van de plaatsen B tm F
- Werkblad gesteldheid aardoppervlak


Hoe: met de groep van 3 of 4

Hulp: docent + groepsgenoten + paragraaf 1.2

Tijd: 15 minuten

Klaar: Werkboek 1.2 vraag 1 + 4 + 5
timer
15:00

Slide 5 - Slide

Klimaten op aarde
Klimaat = het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar.

Klimaat gaat alleen over temperatuur en over neerslag en alleen over zomer en winter!

Slide 6 - Slide

Klimaatfactoren
Welk klimaat een land of gebied heeft, wordt bepaald door 5 klimaatfactoren:
  1. breedteligging (temperatuur)
  2. hoogteligging (temperatuur + neerslag)
  3. gesteldheid van het aardoppervlak (temperatuur + neerslag)
  4. afstand tot de zee (temperatuur + neerslag)
  5. windrichting (temperatuur + neerslag)

Noteer klimaatfactoren 1 tm 3 in je schrift. Laat tussen iedere factor 2 witte regels over.

Weet je het nog? klimaat gaat over zomer vs winter en over temperatuur en neerslag!

Slide 7 - Slide

Op je wisbordje
Welke kennis heb je nodig om deze vraag te kunnen beantwoorden? 

Slide 8 - Slide

Weet je nog?
Over de aarde lopen denkbeeldige lijnen, breedtegraden, met graden.
De Evenaar is de lijn op 0 graden. Deze deelt de aarde in twee gelijke stukken.
Breedteligging

Slide 9 - Slide

Op lage breedte, dus dichter naar de Evenaar toe, is het warm.
Op hoge breedte, dus ver van de Evenaar af, is het koud.
Noteer dit in je schrift bij de klimaatfactor 'breedteligging'.
Breedteligging

Slide 10 - Slide

Breedteligging
Temperatuur ->
Dicht bij de evenaar (lage breedte) = warm
Ver van de evenaar af (hoge breedte) = koud

Breedteligging heeft (voor ons) geen invloed op de neerslag!

Slide 11 - Slide

Op je wisbordje
Welke kennis heb je nodig om deze vraag te kunnen beantwoorden? 

Slide 12 - Slide

Hoogteligging
De regel = Elke 1000 meter die je omhoog gaat daalt de temperatuur 6 graden.

Stel op 0 meter hoogte is het 10 graden, dan geldt ->
1000 meter = 4 graden (1 x 6 graden kouder)
2000 meter = -2 graden (2 x 6 graden kouder)
3000 meter = -8 graden (3 x 6 graden kouder)
enzovoort

Op je wisbordje: bereken de temperatuur op 5000 meter hoogte. Zorg dat niemand je antwoord kan zien.

Gebergten hebben ook invloed op de neerslag. Dat hebben we al geleerd!




Noteer de regel in je schrift bij de klimaatfactor 'hoogteligging'.

Slide 13 - Slide

Op je wisbordje
Beantwoord de vraag en zorg dat niemand je antwoord kan zien. 

Slide 14 - Slide

Op je wisbordje
Welke kennis heb je nodig om deze vraag te kunnen beantwoorden? 

Slide 15 - Slide

Gesteldheid van het aardoppervlak
Asfalt, beton en steen houden warmte vast.
Daarom zijn plekken met veel asfalt, beton en steen vaak iets warmer -> steden.

Gras, bomen en water houden minder warmte vast.
Plekken met veel gras, bomen of water zijn vaak iets koeler
-> landelijke gebieden.

Dit gaat over temperatuur

Maar bedenk: warmer is ook meer verdamping. Die waterdamp stijgt op, koelt af, condenseert en leidt tot neerslag.
Dus in de iets warmere steden regent het ook iets meer!

Slide 16 - Slide

Op je wisbordje
Beantwoord de vraag en zorg dat niemand je antwoord kan zien. 

Slide 17 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je
1. uitleggen wat er met het begrip 'klimaat' wordt bedoelt;
2. de eerste drie van de vijf klimaatfactoren uitleggen en toepassen;
- Uitleggen en toepassen 'breedteligging'
- Uitleggen en toepassen 'hoogteligging'
- Uitleg en toepassen 'gesteldheid van het aardoppervlak' 

Slide 18 - Slide

Afronding
Wat heb je geleerd?
Hoe heb je meegedaan?
Huiswerk

Slide 19 - Slide

Kies 2 van de 3 examenvragen en beantwoord deze op je exitticket.
Schrijf je naam op het blaadje en geef ook duidelijk aan welke vraag je hebt beantwoord.
timer
2:00
timer
2:00

Slide 20 - Slide

Bereken
Op 0 meter is het 15 graden.
Wat is de temperatuur op 3000 meter?

Op 0 meter is het 21 graden.
Wat is de temperatuur op 7000 meter?

Op 0 meter is het 24 graden.
Wat is de temperatuur op 4500 meter?

Op 2000 meter is het 15 graden.
Wat is de temperatuur op 4000 meter?

Slide 21 - Slide

Hoe heb ik deze les meegedaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Huiswerk
Leren les 4
Lezen paragraaf 1.2
Maken paragraaf 1.2 vraag 1 + 4 + 5

Slide 23 - Slide