Leefomgeving stedelijke gebieden H3 buiteNLand Havo 4

Hoofdstuk 3 LEEFOMGEVING Stedelijke gebieden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 3 LEEFOMGEVING Stedelijke gebieden

Slide 1 - Slide

3.1 De economie van de stad
Kenniseconomie; bedenken van nieuwe technologie en producten.
Het delen van kennis en informatie is belangrijk ---> zakelijke dienstverlening (brains) ---- marketing, juristen, reclame etc.
  1. Technologische kennis ---> industrie
  2. Sociale kennis---> handel en dienstverlening (gedrag)

Slide 2 - Slide

De aantrekkelijke stad
1975-1990 leegloop van bedrijven in de stad
vanaf 1990 ontwikkeling kenniseconomie en de stad werd weer populair voor de creatieve beroepen. (ICT, architecten, vormgevers etc.)

Zo ontwikkelt zich de CREATIEVE stad.
Deze steden profileren zich met:
1. Scienceparks in de buurt van Universiteiten.
2. Goedkope bedrijfsruimte in oude fabrieksgebouwen / industrieterreinen

Vraag naar hoog opgeleide mensen stijgt.
Ongeschoold werk vaak verplaatst naar lage lonen landen.
Er ontstaat een duale arbeidsmarkt --> sociale ongelijkheid.

Slide 3 - Slide

3.2 De stad van de toekomst
Jongeren die verhuizen hebben een voorkeur voor grote steden, Hier is een groot aanbod aan voorzieningen.
Steden aan de randen van Nederland laten bevolkingskrimp zien. Vergrijzing. Gevolg minder voorzieningen en leegstand.
Steden moeten duurzaam worden * Sustainable city) * :
  1. Geïsoleerde woningen
  2. Duurzaam materiaal
  3. Duurzame energie
  4. Gebouwen hebben flexibele inrichting
  5. Afval scheiding en hergebruik
  6. Voedsel productie in stadstuinen en grachten
  7. Gevels begroeid met planten (CO2 opname)
  8. Efficiënt en schoon vervoer
  9. Thuis werken
  10. Combinatie meer mensen en meer natuur

Smart city, maakt op een slimme manier gebruik van big data (mobieltjes, bewakingscamera's, geluids en lichtmeters).

Slide 4 - Slide

3.3 Verstedelijking en het bestuur
Bestuur en beleid verdeeld over:
  • Rijk
  • Provincie
  • Gemeenten
  • Waterschappen
Beleid van deze overheden mag niet met elkaar botsen.
Stad met de eraan gekoppelde regio noemt men een STADSGEWEST (bijvoorbeeld Parkstad).
Regionale samenwerking zorgt voor op elkaar afstemmen van het beleid.
Overheid is de publieke sector
Bedrijfsleven is de private sector
Publiek-private samenwerking (PPS), denk hierbij aan bouwprojecten.

Slide 5 - Slide

3.4 Vernieuwde stad
Rond 1980 veel arbeiderswijken en vooroorlogse wijken, voldoen niet meer aan de eisen van de tijd (verkrotting).
Klein en geen goed sanitair.
Stadsvernieuwing start in deze periode (met Rijkssteun).
Sociale huurwoningen (lage huur) worden verbeterd.
Renovatie (verbetering)
Sanering (sloop en nieuwbouw)
Doordat de sociale huurwoningen bleven bestaan wijzigde de bevolkingssamenstelling in deze wijken niet. (Immigranten, studenten en niet rijke ouderen). Daardoor alleen laagwaardige voorzieningen in de wijk.

Slide 6 - Slide

Vanaf 1990
Herstructurering / Gentrification
Na 1990 herwon de stad haar aantrekkingskracht als woongebied. Studenten en Creatieve beroepen bleven in de stad wonen. Er worden duurdere woningen gebouwd.
Oude pakhuizen / fabrieken worden omgebouwd en gevuld met dure appartementen.
Goedkope naoorlogse woningen worden vervangen door duurdere  koopwoningen. Voorzieningenniveau neemt toe omdat de koopkracht toeneemt.
Verandering van de bevolkingssamenstelling en voorzieningenniveau noemt men GENTRIFICATION.
Segregatie: scheiding in wonen bijv. naar inkomen / etnische achtergrond. (Vinexwijken vrijwel alleen autochtone gezinnen).
Segregatie vaak obv sociaaleconomische klasse, herkomst(land).

Slide 7 - Slide

3.5 Het buurtprofiel
Woonwijken en buurten
Een buurt is een gebied binnen een woonwijk waar dezelfde woningen staan.
De overheid stelt een buurtprofiel samen op basis van verzamelde gegevens....... over:
  • Woningen
  • Bewoners
  • Woonomgeving

Slide 8 - Slide

Woningvoorraad. Woningen geven de behoeften van een bepaalde tijd weer.

1901 Woningwet - kwaliteitseisen - meerdere slaapkamers en een aparte keuken.
Woningbouwverenigingen gingen woningen bouwen voor de armere mensen. Sociale woningbouw.
Na WO II was er woningnood. Bouw rijtjeshuizen en portiekflats.
Jaren '70 Gallerijflats (ruimer en meer groen)
Jaren '80 Stadsvernieuwing (renovatie) en laagbouw
Jaren '90 Gevarieerd woningaanbod in oude wijken
                Buurtprofiel:
A. Woningkenmerken:
1. ouderdom
2. eigendom (koop, huur)
3. Woningtype (vrijstaand/rijtjeshuis/portiekflat/gallerijflat etc
4. Staat van onderhoud

Slide 9 - Slide

Vervolg buurtprofiel
B Bewonerskenmerken
1. Grootte van het huishouden
2. Etniciteit (allochtoon, autochtoon, westers, niet westers)
3. Inkomen
4. Gezinsfase
5. Leeftijd

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Vervolg buurtprofiel
C. De woonomgeving (par 3.6)
Een veilig gevoel in de woonomgeving (straat, tuin, balkon etc.). De leefbaarheid van een buurt bestaat uit verschillende factoren. Denk aan (geluids)overlast, overlast door jeugd, zwervers  etc., zwerfvuil, slecht woningonderhoud.........
Sociale veiligheid is hier van belang.
  • Objectieve sociale veiligheid, deze is meetbaar.
  • Subjectieve sociale veiligheid, een gevoel (menig van bewoners).
Openbare ruimte (voor iedereen vrij toegankelijk). 4 aspecten:
1 Toegankelijkheid
2 Onderhoud
3 Overzichtelijkheid
4 Toezicht

Een veilig gevoel; sociale cohesie / buurt- wijkvoorzieingen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link