Klas 2TH1 Lesweek 13 - Les 2

Kapitel  vier


Achtung:
Je gaat op je eigen plaats zitten.
Handys in deiner Tasche (niet in je broekzak).
Auf deinem Tisch liegen:
dein Buch, dein Heft, dein Etui
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Kapitel  vier


Achtung:
Je gaat op je eigen plaats zitten.
Handys in deiner Tasche (niet in je broekzak).
Auf deinem Tisch liegen:
dein Buch, dein Heft, dein Etui

Slide 1 - Slide

wichtige Hinweise!
Totale huiswerk bij vrijdag (14e uur).
Huiswerk per dag bij de eerste les Duits van die dag.
De luisteropdrachten via Neue Kontake online maken.

Donnerstag euer Testergebnis
Freitag bin ich abwesend.
Hou Zermelo in de gaten!



Slide 2 - Slide

Was macht ihr diese Stunde?



• Ren je rot
• Wortschatz
• Grammatik (wichtig)
• Hausaufgaben

Slide 3 - Slide

Lernziele
Was lernt ihr diese Stunde?
• Je hebt kennis gemaakt met nieuwe Duitse woorden die over dieren gaan.
• Je kunt de werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken.

Slide 4 - Slide

Ren je rot!
- Achter in het lokaal hangen 2 (dezelfde) lijstjes met 11 dieren (auf Deutsch).
- Jij (of jouw buurmens) loopt naar de gang -> spreek af.
- Lees de Duitse woorden, onthoud ze en loop terug naar je buurmens.
- Vertel aan je buurmens zoveel mogelijk woorden.
- Je buurmens schrijft de woorden (zonder fouten) op een Post It.
- Heb je alle woorden geschreven?
- Bepaal dan samen welke woorden mannelijk, 
vrouwelijk, onzijdig of meervoud zijn.
- Plak je woorden op het A4 dat je van mij krijgt.
Jullie hebben 10 minuten de tijd.

timer
10:00

Slide 5 - Slide

Wortschatz Seite 132.

Slide 6 - Slide

timer
4:00

Slide 7 - Slide

die Antworten von Aufgabe 18

Slide 8 - Slide

Om zinnen te maken heb je onder andere (meestal) nodig:
- Persoonlijke voornaamwoorden (ich, du, etc.) of
- zelfstandige naamwoorden (der Affe, die Schule, das Pferd).

- 3 hele belangrijke werkwoorden (haben, sein, werden) of
- andere werkwoorden zoals regelmatige werkwoorden (wohnen, heiβen, spielen, etc).

Slide 9 - Slide

Stappenplan 
Werkwoordvormen regelmatige werkwoorden      (tegenwoordige tijd / das Präsens)

1. Begin met het bepalen van de stam. Hoe doe je dat?
2. Bepaal om welke werkwoordvorm het gaat (dmv persoonlijk voornaamwoord of zelfstandig naamwoord).
3. Kies de juiste uitgang.

Slide 10 - Slide

het regelmatige werkwoord 1.

Slide 11 - Slide

het regelmatige werkwoord 1.

Slide 12 - Slide

het regelmatige werkwoord 2.

Slide 13 - Slide

het regelmatige werkwoord
timer
10:00

Slide 14 - Slide

Lernziele
Was lernt ihr diese Stunde?
  • Je hebt kennis gemaakt met Duitse woorden die gaan over dieren.
  • Je kunt een eenvoudig interview over dieren begrijpen
  • Je kent de betekenis van de woorden van de Lernliste D-N: D Hören

Slide 15 - Slide

Zum Schluss
- Vijf vingers: Top!
- Drie vingers: mwah
- Duim naar beneden 
-> volgende keer beter.

Slide 16 - Slide