Herhaling hoofdstuk 3

Herhaling: H3 De Romeinen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling: H3 De Romeinen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

3.1 Van stad tot wereldrijk
De stadstaat Rome was eerst een koninkrijk en werd in 509 v.C. een republiek: een staat zonder vorst. In de Romeinse republiek was de meeste macht in handen van de senaat: een vergadering van mannen uit aanzienlijke families.

Door de veroveringen werden legeraanvoerders steeds machtiger. Dit leidde tot burgeroorlogen waarbij generaals de steun kregen van hun soldaten. Julius Caesar kwam als overwinnaar tevoorschijn uit de burgeroorlogen. Hij dwong de senaat hem te benoemen tot dictator, maar werd kort daarna vermoord.

In 27 v.C. kreeg Octavianus alle politieke macht in handen en werd Rome een keizerrijk. Octavianus werd de eerste keizer en kreeg de eretitel Augustus (‘Verhevene’).


Slide 3 - Slide

Stelling 1: Rome was in het begin een koninkrijk.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

3.1 Van stad tot wereldrijk
Rome beschikte over een steeds groter leger van goed getrainde soldaten.

Daarmee veroverden de Romeinen vanaf 350 v.C. stap voor stap heel Italië.
De Romeinen gebruikten ook oorlogsschepen om gebieden te onderwerpen: in je macht krijgen. Daarna brachten de Romeinen steeds meer gebied onder hun heerschappij. Rome werd een wereldrijk. Het bestond uit grote gebieden in Europa, Afrika en Azië.


Van de bevolking in de veroverde gebieden werd een deel afgevoerd als krijgsgevangenen.
Gebieden buiten Italië werden provincies, die bestuurd werden door gouverneurs.
Inwoners moesten hoge belastingen betalen aan de Romeinse overheid.




Slide 5 - Slide

Stelling 2: Gouverneurs zijn bestuurders van gebieden in het Romeinse rijk.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Stelling 3: Julius Ceasar en zijn opvolgers zorgden met hun legers voor twee eeuwen van vrede in het rijk: de pax Romana (Romeinse vrede).
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

3.2 Samenleving en cultuur
In het Romeinse rijk was een landbouwstedelijke samenleving.

In de stad Rome waren grote sociale verschillen. Er was een kleine groep rijke mensen en een grote groep arme mensen en slaven. Eén op de tien inwoners van het rijk was slaaf.

Door de vrede ging het goed met de economie. Veel stadsbewoners werkten in de nijverheid.
Handelaren haalden goederen uit het hele rijk en verkochten ze in de steden. In het hele rijk betaalden mensen met dezelfde Romeinse munten.





Slide 8 - Slide

Stelling 4: In een landbouwstedelijke samenleving wonen de meeste mensen in een stad.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

3.2 Samenleving en cultuur
In het Romeinse rijk leefden mensen met verschillende culturen door elkaar. Het was een multiculturele samenleving.

De Romeinen hadden een staatsgodsdienst met veel goden. Alle onderdanen moesten de staatsgoden en de keizer vereren.

Daarnaast was er godsdienstvrijheid. In het rijk stonden daarom tempels voor goden uit andere culturen, zoals de Egyptische godin Isis. Dit is een voorbeeld van verdraagzaamheid (tolerantie).







Slide 10 - Slide

Stelling 5: De Romeinen hadden in het jaar 1 maar één God.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

3.2 Samenleving en cultuur
De Romeinen stelden zich open voor andere culturen. Ze bewonderden vooral de Griekse cultuur en namen daar veel uit over. De Romeinse elite leerde Grieks.

Door de Griekse invloed ontstond de Grieks-Romeinse cultuur. In het hele Romeinse rijk vond romanisering plaats.








Slide 12 - Slide

3.3 De opkomst van het christendom
In Judea hadden joden een godsdienst met één God: het jodendom.
De joden kwamen enkele keren in opstand tegen de Romeinen. Zij sloegen de opstanden hard neer. Veel joden werden vermoord, weggejaagd of als slaaf afgevoerd. Hierdoor raakten de joden verspreid over het hele Romeinse rijk.

Overal waar ze woonden, bouwden de joden een synagoge: een joods gebedshuis.







Slide 13 - Slide

Stelling 6: Joden wonen nog altijd verspreid over de hele wereld.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

3.3 De opkomst van het christendom
Omstreeks 30 n.C. trok de joodse prediker Jezus van Nazareth door Judea. Verhalen over Jezus staan in de Bijbel. De Romeinen arresteerden Jezus en kruisigden hem.
De aanhangers van Jezus geloofden dat Jezus stierf om de mensen vrij te maken van hun zonden. Ze noemden hem Christus (Verlosser).
Ze stichtten een nieuwe godsdienst met één god, het christendom.









Slide 15 - Slide

3.3 De opkomst van het christendom
Predikers verspreidden het christendom in het Romeinse rijk. Omdat christenen de Romeinse staatsgoden niet vereerden, werd het christendom verboden.
Keizer Constantijn gaf de christenen in 313 n.C. godsdienstvrijheid. In 380 n.C. werd het christendom de Romeinse staatsgodsdienst. Later werden andere godsdiensten verboden.

Christenen gingen tempels gebruiken als kerk en bouwden nieuwe kerken.
Er kwam één christelijke organisatie: de kerk. Het rijk werd verdeeld in kerkprovincies onder leiding van bisschoppen. De kerk werd geleid door de paus. Hij is nog steeds de leider van de rooms-katholieke kerk.












Slide 16 - Slide

Stelling 7: Een bisschop is de leider van de rooms-katholieke kerk.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

3.4 Romeinen en Germanen
Tijdens de Romeinse verovering van Zuid-Nederland (tussen 58 en 50 v.C.) kwamen Keltische bewoners in opstand tegen het Romeinse gezag: heerschappij of macht. Ze werden door de Romeinen vermoord, verdreven en weggevoerd.

Ten noorden van de Rijn hielden Germanen de Romeinse militairen tegen. Hierdoor kwam een einde aan de Romeinse expansie. De Rijn werd de noordelijke limes van het rijk.
De Romeinen sloten een bondgenootschap met de Germaanse Bataven. In een verdrag spraken ze af dat de Bataven de Romeinen hielpen bij het verdedigen van de grens. In ruil daarvoor betaalden de Bataven geen belasting.


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

3.4 Romeinen en Germanen
Na de Romeinse verovering begon de romanisering van Zuid-Nederland. Er ontstond een landbouwstedelijke samenleving met een geldeconomie: economie waarin geld wordt gebruikt.

De Romeinen stichtten steden en landbouwbedrijven en dreven handel met de Germanen. Er werden tempels in Grieks-Romeinse stijl gebouwd.

Vanaf de 3e eeuw n.C. drongen Germaanse volken het Romeinse rijk binnen en stichtten er eigen koninkrijken. De keizer splitste het rijk in het West- en het Oost-Romeinse rijk om het beter te kunnen verdedigen. Het West-Romeinse rijk eindigde in 476 n.C. door epidemieën en volksverhuizingen: verplaatsingen van volken.




Slide 20 - Slide

Stelling 8: De romanisering van Nederland is een vorm van ... ten opzichte van de periode ervoor.
A
verandering
B
continuïteit

Slide 21 - Quiz